donderdag 19 april 2012

Bloed en Bodem: Revolutionair Nationalisme als voorhoede van Ecologisch gezond verstand

"Op een dag zal het rioolwater van steden niet langer in rivieren gedumpt worden, maar terug gegeven aan het land om lekker eten voor het volk te verbouwen. Op een dag zal de zalm weer springen in de schone wateren van een Londense rivier en menselijk werk zal creatief en heuglijk zijn. Op een dag zal de ziel van de mens, gevangen in zichzelf tijdens lange eeuwen van economische strijd, weder opstaan in de zon van de waarheid."

Henry Williamson

Terwijl de moderne wereld in een staat van grote wanorde lijkt te zijn, blijft de voortdurende relevantie van de natuur als gids en inspiratiebron ons uitnodigen tot respect en bewondering. Helaas is de overgrote meerderheid van de mensen vervreemd geraakt van hun herkomst, losgekoppeld van hun raciale en culturele erfgoed en afgesneden van hun wortels.

Al in 1833 kondigde William Cobett terecht aan dat het Engelse volk "gedeserteerd was van de ploeg". Als tovenarij waren de rokende schoorstenen van de raamloze fabrieken der Industriële Revolutie gearriveerd om het volk te verdrijven van de akkers naar steeds groeiende steden. Ondertussen biedt het platteland zelfs vandaag nog koppig verzet om ons ervan te overtuigen dat alles wat kunstmatig is vergankelijk is, maar sommige zaken stabiel, permanent en duurzaam blijven. De glorie van het plattelandsleven sanctioneert het status quo. Niet het status quo van het establishment of de vriendelijke steriliteit van het modernisme, maar die van de grote hardnekkigheid van onze bossen, heuvels en dalen. Een laatste herinnering dat de mens terug kan keren naar haar voorouderlijk heiligdom wanneer de vergeefse zoektocht naar wetenschappelijke onfeilbaarheid haar onvermijdelijke koers heeft genomen en deze zich eindelijk terug trekt uit de hedonistische negativiteit van de burgerlijke metropolis. Dus wat wordt er nu bedoeld met bloed en bodem? En waarom is dit zo vitaal in de verschuiving naar een gedecentraliseerde verspreiding van kleine dorpsgemeenschappen.

De term bloed en bodem vindt haar oorsprong in het Duitsland van de vroege jaren '20 en werd als eerste aangehaald door August Winning, een ex-Sociaal-Democraat die de SPD had verlaten vanwege haar obsessie met het internationalisme. In 1927 publiceerde de Transsylvanische uitgewezene Georg Kenstler zijn "Bloed en Bodem" tijdschrift als een middel om de integrale verbinding tussen de stam en het land veilig te stellen. Voor Duitsers van het platteland werd bloed en bodem dan ook een synoniem die de bescherming van echte persoonlijkheid belichaamde. Het benadrukte het element van verwantschap en de demografische rol van de boer. Stadsnomaden brachten niks voort, boeren deden dit wel. In literaire zin vormden zij het levensbloed van de natie en haar spirituele en culturele basis. Maar de notie dat een ras op een bepaalde manier geworteld zou zijn in een territorium dat is doorweekt met het pioniersbloed van haar voorvaderen gaat verder dan de terminologische vindingrijkheid van de Weimar republiek. Het zou eveneens zeer onnozel zijn om het fenomeen bloed en bodem enkel te omschrijven als een gevolg van de opkomst van het Nationaal-Socialisme. In feite gaat het beeld van de heroïsche boer en zijn gewijde echtgenote verder dan het vertoon van de Teutonische legende. Bloed en bodem representeren elk een onlosmakelijk component van de natuurlijke orde, die niet enkel in historische termen bepaalt dient te worden. Voor diegene die een dergelijk ideaal nastreefden werd het een levend testament van de Noordse ziel. Een ongeschreven geschiedenis van Europa, een geschiedenis die niet verbonden is met de handel, het banditisme van de aristocratie en de oneindige dubbelhartigheid van de kerk en de monarchie. Door de eeuwen heen heeft de groei van het materialisme zich vastgelegd in een kapitalistisch-marxistische as die leidt tot een onuitputbare overvloed van ideologische varianten die komen en gaan als rijken die zijn gebouwd op zand. Ondertussen hebben de zelfbenoemde heren van het landgoed hun financiële rechten met geweld onttrokken over de rug van menig gebroken en verbolgen horige.

Daarentegen representeert Revolutionair Nationalisme meer dan enkel een politieke ideologie. Het is in staat om het onmetelijke en spirituele verband tussen gemeenschap en land te begrijpen en te erkennen. In prakrijk is bloed en bodem eerder impliciet dan expliciet - om bloed en bodem volledig te kunnen begrijpen moet men erkennen dat dit veel meer is dan enkel een politiek concept. Weinig mensen zullen ontkennen dat de Reichsbauernfuhrer van het Derde rijk, R. Walther Darre, bovenal een politiek dier was. Hij was echter intelligent genoeg om zichzelf te realiseren dat als Duitsland haar goede plattelandstraditie wilde behouden, de Nationaal-Socialistische regering ervoor moest zorgen dat het bestaan van de boeren niet moest worden ondermijnd. Darre wilde niet dat de agrarische ruggengraat van de natie gereduceerd zou worden tot een speelbal van stedelijke escapisten of uitbuitende kapitalisten. Echter Darre was een idealist en zou waarschijnlijk niet snel serieus genomen worden door een opportunist en politicus als Hitler.

Op 6 maart 1930 publiceerde de NSDAP haar officiële manifest over de positie van de partij met betrekking tot de agrarische populatie en agricultuur. Dit document claimde dat het behoud van een efficiënte agrarische klasse een centraal element vormde binnen het Nationaal-Socialistische platform. Eveneens erkende de partij dat de Duitse boeren vanuit verscheidene hoeken werden aangevallen, waaronder "de wereldwijde Joodse geldmarkt" welke de parlementaire democratie in Duitsland zou controleren. De Duitse boeren werden ook aangevallen door de oneerlijke concurrentie met buitenlandse agrariërs die werkten onder goedkopere condities, de extravagante winsten die groothandels en tussenpersonen verdienden en de onderdrukkende tarieven die de boeren moesten betalen voor elektriciteit en kunstmest. Om deze exploitatie tegen te gaan stelde de NSDAP voor om landbezit exclusief voor Duitse burgers mogelijk te maken en dit land tot erfelijk bezit te maken. Het is begrijpelijk dat dergelijk beleid zeer aantrekkelijk was voor de gewone boer, maar toen Hitler in 1933 eindelijk aan de macht kwam werd dit beleid nooit in volledige praktijk gebracht. In 1940 uitte Otto Strasser de kritiek dat de landbouw wetten van de NSDAP enkel van toepassing waren op een deel van de boeren. Otto stelde dat er drie soorten agrarische ondernemers werden gecreëerd: boeren wier holdings te klein waren om levensvatbaar te zijn; de middel- en grote boeren die pachters waren; en de grote landbezitters die hun landgoed enkel volgens kapitalistische lijnen runden.

Ondertussen had Walther Darre een reputatie opgebouwd als een man van principes nadat hij afgetreden was van zijn positie binnen de Oost-Pruissische Trakhener Stud, een dierenfokkerij waar hij in conflict kwam met zijn superieuren. Al in 1926 schreef Darre een artikel waarin hij diegenen veroordeelde die de plannen voor een koloniaal Duitsland nieuw leven in wilden blazen. Hij vond dit idee vijandig en destructief voor het concept van een Duits Vaderland. Darre leek dan ook een onwaarschijnlijke kandidaat voor een partij die schaamteloos de kolonisatie van land voor Duitse nederzettingen bepleitte. Enkele jaren later toen Hitler de inname van Moravia en Bohemia van de Tjechen beval, schreef Darre in zijn dagboek dat Duitsland ten koste van haar eigen nationale belangen om een rijk te creeren, dezelfde fouten maakte als Engeland. Echter toen Hitler besefte dat de gigantische populariteit van Darre hem de stemmen van het plattenland op kon leveren, nam Darre de uitdaging aan en zwoer hij doormiddel van zijn nieuwe positie in de regering de belangen van zijn geliefde boeren te behartigen.

Moderne ecologisten zouden er goed aan doen om de eerlijkheid en integriteit van mannen zoals Walther Darre na te streven. Echter in tegenstelling tot hun Nationaal-Socialistische voorganger zijn de meesten van hen te angstig om te accepteren dat ras een grote rol speelt binnen de herstelling van de natuurlijke orde. Volgens Darre representeerden de boeren een homogene raciale groep van Noordische antecedenten, die de raciale en culturele kern van de Duitse natie vormden. In 1929 publiceerde Darre "Het Landvolk als de sleutel om het Noordische ras te begrijpen", waarin hij concludeerde dat "de voorzienigheid een gift legde in de wieg van het Noordische ras, waaruit wellicht haar meest belangrijke eigenschap groeide. Het is de diepste behoefte van de Noordische mens om zijn leven in dienste te stellen voor een zaak en om innerlijke morele principes te ontwikkelen uit de noodzakelijkheden die dit werk bepaalt.”

In de eerste instantie had Darre de rentes op boerenleningen beperkt tot een maximum van 2% en verzekerd dat plattelands families hun oude recht van erfelijk bezit behielden. Echter nadat Hitler duidelijk had gemaakt dat hij geen echte intentie had om de originele agriculturele principes te eren, die werden vastgelegd in het 25 punten programma van de NSDAP, realiseerde Darre zich dat hij zijn tijd zo constructief mogelijk moest gebruiken. In Goslar, een oude middeleeuwse stad in de bergen van Harz creëerde hij een boerenhoofdstad, waar hij een serie van maatregelen ontwikkelde om de Duitse agricultuur te herscheppen door de aanmoediging van organische landbouw en herbeplantingstechnieken. Zijn droom was om van Goslar het centrum te maken van de nieuwe boeren internationale; een groene unie van Europese volkeren. Echter Darre zijn algehele strategie was nog radicaler, hij wilde de industriële samenleving in haar geheel achterlaten en deze vervangen door kleine boerengemeenschappen. In zijn visie zouden kapitalisme en industrie verdorren (een beeld dat veel mensen in het tijdperk van de depressie aanhingen) en daarmee zou het tijdperk van massa verstedelijking en mechanisering tot een einde komen. Een verstedelijkte samenleving zou onbekwaam zijn om te overleven. Wanneer het zou instorten - geholpen door boeren die de steden blokkeerden - zou het worden vervangen door een nieuwe samenleving geformeerd vanuit een kern van gezonde en oprechte boeren. Darre realiseerde zich dan ook de mate waarin steden afhankelijk waren van het platteland om in hun levensonderhoud te voorzien. Hij wist dus dat door het Duitse landvolk aan te moedigen zij via hun land de agrarische levensbron van de bloedzuigende industriële regionen konden ontnemen. Zo zou het mogelijk zijn om het zelfvernietigende proces van kapitalisme te versnellen. Toen Darre het Hitleristische regime aanviel vanwege haar economische imperialisme en het verlaten van de bloed en bodem idealen werd hij in 1942 uit zijn positie als minister gezet en vervangen door de minder gevaarlijke Herbert Backe. Hiermee had Hitler Duistland ontdaan van haar beste ecologische pionier, de ware patriarch van de moderne Groene beweging.

Totdat diegenen die zich bezig houden met de ecologische strijd weer kunnen leren om de spirituele realiteit te waarderen die de mens met haar omgeving bindt, zullen liberalen doorgaan met het uitstellen van de herleving van de natuurlijke orde. Als revolutionairen kunnen wij enkel de natuurlijke wereld terug winnen uit de klauwen van kapitalisme wanneer we hebben ontdekt wat in onszelf ligt. Het is uitermate belangrijk dat wij begrijpen dat wij voortkomen uit de bodem waar wij altijd deel van zijn geweest. Waartoe we onvermijdelijk voorbestemd zijn om terug te keren na ons korte verblijf op deze aarde. Zonder de erkenning van onze erfelijke raciale kwaliteiten en het voorouderlijk territorium dat natieschap bepaalt, zullen we net als de witte neushoorn of de reuzenpanda bedreigde diersoorten blijven.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten