donderdag 9 augustus 2012

Toen Fascisme nog Links was...


Het conventionele links-rechts model van het politieke spectrum zet Fascisme en Marxisme als absolute tegenpolen tegenover elkaar. Marxisme wordt als een extreem-linkse ideologie beschouwd terwijl het Fascisme ogenschijnlijk een visie lijkt te vertegenwoordigen die uiterst rechts is. Feitelijk was Mussolini als kind uit een revolutionair socialistisch gezin echter onmiskenbaar een man van links. In zijn jeugd was Mussolini een overtuigd Marxist en antiklerikaal. Hij reisde naar Zwitserland om de militaire dienst te ontwijken en is meerdere malen gearresteerd en gevangen gezet voor het aansporen van militante stakingen. Uiteindelijk werd hij de leider van de Socialistische Partij van Italië en werd hij in 1911 wederom gevangen gezet vanwege zijn anti-oorlogs activiteiten gerelateerd aan de invasie van Libië door Italië. Tegen die tijd van zijn carrière was Mussolini een zodanig prominente socialist dat hij door Lenin geprezen werd als de rechtmatige leider van de toekomstige Italiaanse staat.

Toen in 1914 WO I uitbrak, veranderde Mussolini zijn anti-oorlogs houding geleidelijk in een pro-oorlog positie waardoor hij uit de Socialistische Partij verbannen werd. Hierop schreef hij zichzelf in bij het leger en raakte hij in de strijd gewond. De redenen voor de verschuiving van Mussolini naar een pro-oorlog positie zijn essentieel om de ware wortels en natuur van het Italiaanse Fascisme te begrijpen binnen de context van de 20ste eeuwse intellectuele en politieke geschiedenis. Mussolini beschouwde de oorlog als een anti-imperialistische strijd tegen de Habsburg dynastie van Oostenrijk-Hongarije. Verder beschouwde hij de oorlog als een anti-monarchistische strijd tegen de conservatieve krachten zoals de Habsburgers, de Ottomaanse Turken en de Duitse Hohenzollern. Hij viel deze regimes aan als reactionaire vijanden die het socialisme onderdrukt hadden. Bovendien voorspelde Mussolini op bijna profetische wijze dat de deelname van Rusland aan de oorlog ertoe zou leiden dat zij dusdanig verzwakt zou raken dat het gevoelig werd voor de socialistische revolutie (wat uiteindelijk ook gebeurde). Met andere woorden; Mussolini zag de oorlog als een kans om de links revolutionaire strijd in Italië en de rest van Europa aan te wakkeren.

Toen de Italiaans Fascistische beweging werd gesticht in 1919 waren de meeste leiders en theoristen net zoals Mussolini zelf voormalig Marxisten en andere radicale linksen zoals voorstanders van de revolutionair syndicalistische doctrines van Georges Sorel. Het officiële programma dat door de Fascisten werd uitgegeven liet een mix zien van republikeinse en socialistische ideeën, die in die tijd algemeen voorkwamen binnen praktisch iedere linkse groepering in Europa. Er is dan ook meer dan genoeg overtuigend bewijs om te stellen dat het Fascisme haar wortels vindt in de uiterst linkerzijde van het politieke spectrum. Maar hoe komt het dan dat het Fascisme tegenwoordig een reputatie heeft als een extreem-rechtse ideologie?  

Het antwoord hierop lijkt een combinatie te zijn van drie primaire factoren;

1 - Marxistische propaganda heeft haar weg binnen de algemene historiografie gevonden.
2 - De revisie van de links-revolutionaire doctrine die Fascistische leiders zelf gemaakt hebben.
3 - De onvermijdelijke compromissen die het Fascisme gemaakt heeft tijdens de verwezenlijking van de Staatsmacht.

Sinds de jaren '40 veranderde de perceptie van de term "Fascisme" buiten Italië van een exotische Italiaanse nieuwigheid in een symbool van het kwaad. Onder invloed van linkse schrijvers werd een visie over het Fascisme verspreid die tot op de dag van vandaag dominant is onder intellectuelen. Dit beeld ziet er als volgt uit; "Fascisme is het kapitalisme achter een masker. Het is een instrument van het groot bedrijfsleven, dat via democratie heerst tot het zich bedreigd voelt, en dan het Fascisme loslaat. Mussolini en Hitler zijn marionetten van het groot kapitaal, omdat deze bedreigd werd door de revolutionaire werkende klasse." Uiteraard moet vervolgens uitgelegd worden hoe het Fascisme een massabeweging kan zijn, die niet geleid noch georganiseerd is door het groot kapitaal. Deze uitleg is dat het Fascisme dit zou doen door "slim gebruik van rituelen en symbolen te maken". Fascisme als een intellectuele doctrine wordt door deze linkse schrijvers dan ook neergezet als een ideologie die elke serieuze inhoud ontbreekt. Fascisme zou enkel een zaak van emoties zijn in plaats van ideeën. Het zou samen hangen "door lofzang, vlaggenzwaaien en andere holle rituelen, die niet veel meer zouden zijn dan irrationele instrumenten die ingezet zouden worden door de Fascistische leiders die geld van het kapitaal zouden ontvangen om de massa's te manipuleren.”

Deze perceptie blijft tot op de dag van vandaag de standaard linkse "analyse" omtrent het Fascisme. Dit verklaart dan ook waarom vandaag de dag Europese politieke bewegingen en figuren die absoluut niets met het historisch Fascisme te maken hebben, zoals een PVV of rechts-conservatieve politici, steeds maar weer het label "Fascist" opgeplakt krijgen door hysterische linksen en liberalen.

De realiteit van het Fascisme was bepaald anders. De stichters van het Fascisme waren een assortiment van linkse intellectuelen en politieke figuren die allen de visie deelden dat het Marxisme als een ideologie gefaald had. Fascisme begon als de revisie van Marxisme door Marxisten, een revisie die in opeenvolgende stadia verliep. Uiteindelijk stopten deze Marxisten ermee zichzelf als Marxist te zien en uiteindelijk stopten zij er zelfs mee zichzelf als socialist te zien. Echter zij zijn er nooit mee gestopt om zichzelf als anti-liberale revolutionairen te beschouwen.

De crisis van het Marxisme vond plaats vanaf 1890. Marxistische intellectuelen konden claimen om namens de massale socialistische bewegingen in heel Europa te spreken, echter in die jaren werd het duidelijk dat het Marxisme had overleefd in een wereld waarin Marx geloofde dat het nooit kon bestaan. De arbeiders werden rijker, de arbeidende klasse was verdeeld in secties met verschillende belangen, technologische vooruitgang nam enkel toe in plaats van dat het tot een stop kwam, de "winstvoet" daalde niet, het aantal welvarende investeerders ("magnaten van het kapitaal") nam niet af maar toe, de industriële concentratie nam niet toe en in alle landen zette arbeiders hun natie boven hun klasse.

De vroege Fascisten waren voormalig Marxisten die het revolutionaire potentieel van de klassenstrijd gingen betwijfelen, maar tegelijkertijd het revolutionaire nationalisme gingen beschouwen als een veelbelovend alternatief. Dit werd nog eens geaccentueerd door Mussolini in een toespraak op 5 december, 1914:

"De natie is niet verdwenen. We geloofden vroeger dat het een concept zonder enige inhoud was. In plaats daarvan zien we de natie voor ons rijzen als een kloppende waarheid! Klasse kan de natie niet vernietigen. Klasse laat zich aanschouwen als een collectie van belangen - maar de natie is een historie van sentimenten, tradities, taal, cultuur en ras. Klasse kan een integraal onderdeel van de natie worden, maar de een kan niet de ander verduisteren. De klassenstrijd is een nutteloze formule, met effecten en consequenties daar waar men een volk vindt dat zichzelf niet heeft geïntegreerd in haar eigen linguïstische en raciale grenzen - waar het nationale probleem nog niet definitief is opgelost. In zulke situaties vindt de klasse beweging zich belemmerd door een ongunstig historisch klimaat.”

Fascisme heeft subsequent de klassenstrijd achter zich gelaten voor een revolutionair nationalistische visie die voor klassensamenwerking stond onder het leiderschap van een sterke staat die de natie kon verenigen en de industriële ontwikkeling kon versnellen. Er zijn dan ook veel overeenkomsten tussen het Italiaanse Fascisme en Derde Wereld nationale bevrijdingsbewegingen van de tweede helft van de twintigste eeuw. De logica die achter hun verschuivende posities lag was dat er helaas geen proletarische revolutie ging komen, niet in de ontwikkelde landen, maar ook niet in minder ontwikkelde landen zoals Italië. Italië stond alleen en het probleem van Italië was een lage industriële uitgave. Italië was een geëxploiteerde proletarische natie, terwijl de rijkere landen opgeblazen bourgeois naties waren. De natie was de mythe die de productieve klassen kon verenigen achter de wil om de uitgave uit te breiden. Deze ideeën komen overeen met de Derde Wereld propaganda van de jaren '50 en '60, waar de ambitieuze elites van economisch achtergestelde landen hun eigen leiderschap als "progressief" betitelden omdat het de economische ontwikkeling versnelde. Van Nkrumah tot Castro volgden de dictators van Derde Wereld landen in de voetsporen van Mussolini.

Tijdens zijn 23 jaar aan de macht heeft het regime van Mussolini grote concessies gedaan aan traditioneel conservatieve belangen zoals de monarchie, het groot zakenleven en de Katholieke kerk. Deze pragmatische accommodaties die zijn geboren uit de politieke noodzaak, behoren tot het vermeende bewijs dat keer op keer door antifascisten als een indicatie voor het Fascisme haar zogenaamd rechtse natuur wordt geleverd. Toch is er uitgebreid bewijs dat Mussolini essentieel een socialist bleef gedurende zijn gehele politieke leven. In 1935, 10 jaar nadat Mussolini de macht greep met zijn mars op Rome, was 57% van de Italiaanse industrie genationaliseerd of onder intensieve staatscontrole geplaatst. Echter het was aan het einde van zijn leven en het bestaan van zijn regime dat Mussolini zijn economische beleid het meest links was.

Nadat hij gedurende enkele maanden tijdens de zomer van 1943 zijn macht verloor, keerde Mussolini met behulp van Duitsland terug als staatshoofd en stichtte hij de Italiaanse Sociale Republiek. Het regime nationaliseerde alle bedrijven met meer dan 100 arbeiders, herverdeelde huizen die daarvoor privaat bezit waren onder haar arbeiders, begon aan grootschalige landsherverdelingen en zag een aantal prominente Marxisten lid worden van Mussolini zijn regering. Een van hen was Nicolo Bombacci, oprichter van de Italiaanse Communistische Partij en een persoonlijke vriend van Lenin.

Het lijkt er dan ook op dat de historische bittere rivaliteit tussen Marxisten en Fascisten niet zo zeer een conflict tussen rechts en links was, maar eerder een conflict tussen twee families van links. Dit is op zich niet verbazend gezien de neiging van radicaal linkse groeperingen naar sektarische bloedvetes. Het is dan ook aannemelijk om te argumenteren dat het linkse "antifascisme" meer is geworteld in jalousie jegens een succesvol familielid dan iets anders.

Mussolini geloofde dat Fascisme een internationale beweging was. Hij verwachtte dat zowel de decadente bourgeois democratie als het dogmatische Marxisme-Leninisme de weg voor zou bereiden voor het Fascisme. De 20ste eeuw zou de eeuw van het Fascisme worden. Net als zijn linkse evenknieën onderschatte hij de veerkracht van zowel democratie als van het vrije markt liberalisme. Substantieel werd zijn voorspelling echter vervuld: de meeste mensen ter wereld tijdens de tweede helft van de 20ste eeuw werden geleid door regeringen die in praktijk dichter bij het Fascisme lagen dan bij het liberalisme of Marxisme-Leninisme. De 20ste eeuw was inderdaad de eeuw van het Fascisme.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten