zaterdag 23 juni 2018

Fidel Castro en de Cubaanse Nationale Revolutie


"Gehaat, verdoemd en geïdealiseerd" - Dat is hoe men de meningen over de recent overleden Cubaanse revolutionair Fidel Castro kan omschrijven. Zelfs enkele van zijn grootste tegenstanders verbergen een zekere bewondering voor de man die bijna alles politiek wist te overleven; zijn Amerikaans-imperialistische buren, veertig pogingen tot moord door de CIA, de val van de Sovjet Unie en de val van het socialisme. Fidel Castro was het langst dienende staatshoofd ter wereld.​




Castro wist ook met een veelvoud aan buitenlandse bondgenoten samen te werken - van radicaal tot reformistisch links en op zeker moment zelfs met de Spaanse fascist Franco. Toen de "Líder Máximo" stierf waren de reacties in het "rechtse kamp" op sociale media dan ook erg verdeeld: van regelrechte haat tot (gedeeltelijke) bewondering.​

Met name de mening van een zekere NPD vertegenwoordiger - zeker geen "anti-socialist" - was absurd. De Cubaanse natie zou moeten worden "onderverdeeld" in verschillende staten op basis van raciale criteria. Net alsof iemand van Duitsland de Cubanen kan vertellen hoe hun nationalisme eruit moet zien. Dan ook nog op basis van een Duitse definitie, die helemaal niets met Cuba van doen heeft. Het Volkische principe dat van toepassing is op Duitsland, kan logischerwijs nooit toegepast worden op staten die geen Volkische traditie kennen. De Cubaanse realiteit, geschiedenis, etnische samenstelling en een compleet andere nationale cultuur staan dat in de weg. Cuba moet dus niet uit de Duitse natuur putten, noch Duitsland uit de Cubaanse natuur, want dat zal simpelweg onmogelijk zijn (hoogstens in de betekenis van nationale soevereiniteit, maar niet in de zin dat de een het natiemodel van de ander overneemt).​

Fidel Castro definieerde zichzelf niet als een "nationalist", maar als een "patriot" of een "nationale Cubaan". Het is de dialectiek van "patriottisme"; nationale identiteit en internationalisme. Maar, wat betekent in Cuba dit nationalisme met anti-imperialistische elementen? Aangezien de verbannen "rechtse" Cubanen als "anti-nationalistisch" beschouwd worden, zijn linkse soevereinisten volgens de Cubaanse definitie nationale patriotten; "nationalisten". Er bestaan simpelweg GEEN "etnische" Cubanen, net als in alle andere Latijns-Amerikaanse landen maken de geschiedenis, traditie en realiteit dat onmogelijk.​

Castro, die zelf geboren werd in een gezin met Spaanse wortels, was in zijn jonge jaren erg "rechts", maar schoof gaandeweg steeds verder op naar het linkse gedachtegoed. Zijn familie bestond uit Franco aanhangers en in zijn jonge jaren zou Castro dan ook een "Falangist" geweest zijn, die zich expliciet met Mussolini bezig gehouden zou hebben. De eerste politieke stappen van Castro werden echter gemaakt binnen de Cubaanse Volkspartij, een petit-bourgeois socialistische, nationalistische en anti-imperialistische formatie. Hun belangrijkste slagzin was: "Eer tegen het geld!"​

De partijleider van de Cubaanse Volkspartij, Chibas, schoot zichzelf vor zijn publiek dood uit protest tegen de slechte condities die Cuba in die tijd teisterden. De eerste wake aan zijn graf werd georganiseerd door de jonge advocaat Fidel Castro. Tot het einde van zijn leven was het rolmodel voor Castro geen Marx of Lenin, maar de Cubaanse nationale held Jose Marti. Echter, de eerste nationale held waar Castro aan refereert, is Carlos Manuel de Cespedes, die in 1868 "Het manifest van de revolutionaire junta van Cuba aan al haar burgers en naties" publiceerde. Boeren, slaven en creolen gaven gehoor aan zijn oproep en namen de wapens op. Hun guerrilla werd echter verslagen door de Spaanse bezettingsmacht.​


Eduardo René Chibás Ribas (1907 – August 16, 1951)

De profetie van Jose Marti, een sociaal-reformistisch nationalist (geen socialist), dat Spanje Cuba zou verliezen zou snel waarheid worden. De poëet en politicus die gewapend was met "veer en machete" zou daar aan bijdragen. Marti werd op 17-jarige leeftijd veroordeeld tot dwangarbeid wegens "verraad tegen de Spaanse belangen". Marti dacht in die tijd niet enkel aan een bevrijd Cuba, maar aan een "Großraum" voor de vrije Latino volkeren van Zuid- en Centraal-Amerika, dit noemde hij: "Madre Patria". Deze "Großraum" werd mede geboren door de ervaringen van Marti in de Verenigde Staten, een land dat de poëet "een monster" noemde. Marti sneuvelde in mei 1895 tijdens de tweede Cubaanse oorlog. Hij werd tijdens zijn leven al gezien als het symbool van de Cubaanse onafhankelijkheid. Hij kwam later bekend te staan als de "Apostel van het vrije Amerika”.​


José Julián Martí Pérez (1853-1895)


Sinds het presidentschap van John Quincy Adams (1825-1829) kwam Cuba onder de invloed van de Verenigde Staten, waardoor Cuba automatisch als een rijp fruit in de schoot van de Amerikaanse imperialisten viel. In 1850 wilde de Verenigde Staten, Cuba nog voor 50 miljoen dollar kopen. Toen dit mislukte heeft de VS, Cuba in 1898 bezet. De Cubaanse guerrilla overwinning tegen Spanje was binnen handbereik, maar werd onmogelijk gemaakt door de invasie van Amerikaanse mariniers. Cuba werd verder onder een Amerikaans militair leiderschap geplaatst. Zo kwamen de Cubanen van de regen in de drup.​
Dit leidde logischerwijs tot een radicalisering van het "antiyanquismo" (anti-yankee sentiment) in Cuba. De Verenigde Staten waren hoofdzakelijk geïnteresseerd in de suikerindustrie en andere lucratieve sectoren. Er kwam een complete controle door het groot bedrijfsleven over de Cubaanse economie. Het Amerikaanse kapitaal bezat in die tijd 90% van de mijnen, 36% van het land, 66% van de olie en het overgrote deel van de verwerkingsindustrie, zoals Horst Fabian in zijn boek "The Cuban Development Path" concludeerde.​


1898: Amerikaanse troepen landen in Cuba 


In 1901 werd Cuba een grondwet opgedrongen die 1:1 gelijk was aan de grondwet van de Verenigde Staten. Echter, wel met een disclaimer die het de Amerikaanse overheid toe stond om op ieder gewenst moment te interveniëren in Cuba om zo "Amerikaans bezit" veilig te stellen. Dit was een schandalige beperking van de Cubaanse soevereiniteit. Binnen deze pseudo-Republiek had iedere president een bijnaam zoals "havik" en "dief". De ergste van deze presidenten was waarschijnlijk Maria Garcia Menocal, die van 1913 tot 1921 de algemeen-directeur van de "Cuban American Sugar Co. National Bank" was en geen enkel geheim er van maakte dat hij zich geen Cubaan, maar Amerikaan voelde. De diefstal van publiek bezit nam onder zijn presidentschap ongekende vormen aan.​

De wereldwijde economische crisis van 1929 trof Cuba vanwege haar economische monocultuur uitermate hard. Gerado Machado, ook wel "de slachter" genoemd, volgde Menocal op en werd al snel een van de ergste figuren in de horrorshow van de toenmalige Cubaanse staatshoofden. Echter, de Verenigde Staten zette hem ook weer af, omdat hij in het licht van Roosevelt zijn tactische plannen voor Zuid-Amerika niet langer acceptabel was. In 1933 werd Machado in ballingschap gedwongen na een coup d'état binnen het Cubaanse leger, waarbij waarschijnlijk een aantal miljoen dollar werd los gemaakt. Machado vluchtte met een tas vol geld naar de Bahama's. In zijn boek "Castro zijn revolutie" schreef Walter Hanf: " Zes decennia lang waren corruptie, geweld en Amerikaanse invloed de constante partners van de Cubaanse politiek." Machado werd opgevolgd door Fulgencio Batista.


Fulgencio Batista y Zaldivar (1901-1973)​

Voor een politiek figuur als Fidel Castro was deze geschiedenis van nationale handelingsonbekwaamheid niet te tolereren. Het lange en succesvolle leven van Fidel Castro begon dan ook in oppositie tot Batista: hij bestormde de Moncada barakken, werd verbannen naar Mexico en overwon Batista uiteindelijk met zijn guerrilla oorlog en "Che" aan zijn zijde.​
Aanvankelijk waren de eisen van Castro aan Batista niet radicaal sociaal-revolutionair, maar juist relatief gematigd. Aanvankelijk eiste hij een herstel van de democratische en liberale grondwet van 1940; verdere eisen waren sociale en agrarische hervormingen ten voordele van de boeren en landarbeiders. In plaats van Marx werden Rousseau, Locke, Paine, de traditie van natuurrecht en "de geest van de wet" door hem genoemd. Hij verwees daarbij naar de Franse revolutie en zelfs de Amerikaanse revolutie van 1776.​

Zijn sociaal-revolutionaire eisen kwamen later en kregen vorm in zijn bekende toespraak "De geschiedenis zal mij vrij spreken" - maar ook daarin was hij nog relatief reformistisch. Marxisten behoorden in die tijd amper tot zijn aanhang. Dat leidde er later toe dat de Communistische Partij van Cuba zich weigerde aan te sluiten bij de revolutionaire volksoorlog en zich openlijk uitsprak tegen een algemene staking. Moskou had hen immers opgedragen geen deel te nemen aan "revolutionaire avonturen" en "nationalistische spelletjes". De relatie tussen Cuba en Moskou bleef - in tegenstelling tot wat velen beweren - dus gekoeld.​
We hoeven in dit artikel niet het gehele verloop van de guerrilla oorlog uiteen te zetten, dat zou aan het punt voorbij gaan dat we willen maken. Na de val van Batista werden een aantal van zijn aanhangers geëxecuteerd. In tegenstelling tot wat het propagandistische 'Zwartboek van het Communisme' beweert, waren dat er geen duizenden, maar vonden hooguit 500 executies plaats na de revolutie. Castro wees altijd op de hypocrisie, want tegenover deze executies stonden Hiroshima en Nagasaki waarbij enkele honderdduizenden dodelijke slachtoffers vielen.​


1953: Castro en zijn guerilla's nemen de wapens op tegen Batista


In 1959 werd Castro de President van Cuba. Castro had echter een hekel aan titulaire bureaucraten en voelde zich nog altijd genoodzaakt om een professionele revolutionair en de "beschermer van de revolutie" te blijven. De eerste verklaring van de regering was nog geen coherent ideologisch programma, maar slechts een belofte om corruptie te bestrijden, het land her te verdelen onder de boeren, om in educatie te voorzien, infrastructuur te bouwen en de sociale ongelijkheid recht te trekken, enz.​
De export in die tijd was voor 80% afhankelijk van de Verenigde Staten; de economie was volledig gebaseerd op de monocultuur van rietsuiker. Cuba had ook te kampen met grote sociale problemen, maar was niet meer of minder onderontwikkeld dan de meeste Zuid- en Centraal-Amerikaanse landen. Castro concentreerde zich hoofdzakelijk op de bestrijding van onderontwikkeling op het platteland. " Che" onderscheidde zich eerder als een cultureel politicus en riep 1961 uit tot het "Jaar van de Educatie”. De educatie en de gezondheidszorg in Cuba ontwikkelden zich op een voorbeeldige manier. Iedere Cubaan werd een leraar en ieder huis werd een school!​
Vandaag de dag kent Cuba een ongeletterdheidspercentage van minder dan een procent. Dat is minder dan in iedere lidstaat binnen de Europese Unie. In de tijd van Batista was meer dan 20 procent van de Cubaanse bevolking ongeletterd. Terwijl in de pre-revolutionaire tijd de medische zorg catastrofaal was, is Cuba vandaag de dag een van de landen met verhoudingsgewijs de meeste dokters ter wereld. De kindersterfte is het laagste van heel Latijns-Amerika. In Canada is dit cijfer evenredig en in de Verenigde Staten is de kindersterfte hoger. Deze data zijn geen "propaganda", maar kunnen worden terug gevonden in een studie van de "Deutschen Stiftung Weltbevölkerung".​

De agrarische hervormingen waren het grootste succes van Castro, dit zorgde voor de angst dat "het bolsjewisme" aan de voordeur van de Verenigde Staten stond. De succesvolle agrarische hervormingen waren immers niet enkel een breuk met de voorheen geprivilegieerde kapitalistische en feodale klasse, maar ook met de "geprivilegieerde natie", zei Castro tegen de interviewer Frei Betto in zijn boek "Night Talks". Binnen twee jaar kregen 100.000 boeren en landarbeiders eigen land toegewezen. Het land werd dus gezamenlijk bezit van de staat en de boeren, terwijl de voormalig geprivilegieerde groot landbezitters werden onteigend. De Texaanse en Floridase suikerbaronnen zagen deze nationalisatie van privaat bezit natuurlijk als “Sovjetivisering”.

Fidel Castro en "Che" ​ Ernesto Guevara


In die tijd zei Castro: "Ik was en ben geen communist." In 1959 stelde hij zelfs: "Ik ben geen communist. Ook de revolutionaire beweging is niet communistisch." De overgang naar Marxisme-Leninisme in 1961 werd waarschijnlijk deels om tactische redenen door gevoerd, in de hoop bescherming tegen de Verenigde Staten te krijgen van de Sovjet Unie. Dit leidde al snel tot een Amerikaanse blokkade tegen Cuba en een poging tot invasie onder Kennedy. Die poging faalde echter. De blokkade werd later pas opgeheven door Obama, maar wordt nu door de Trump regering weer door gezet. De Cubaanse Minister van Buitenlandse Zaken reageerde hierop: "Cuba haar enige zonde is dat ze onafhankelijk is. Onze enige zonde is dat Cubanen zich niet in het Engels laten zeggen wat ze als Cubanen moeten doen."​
Toen er niet langer een Caudillo (leider) uit de Verenigde Staten aan het roer stond en de Cubaanse revolutie een einde maakte aan de "American Way of Life", streefde de Verenigde Staten ernaar om Cuba te laten verhongeren. Bondgenoten van de Verenigde Staten - zoals Mexico en Canada - spraken zich echter tegen het Amerikaanse beleid uit. De Verenigde Naties en zelfs de Europese Unie hebben vandaag de dag het Amerikaanse beleid ten opzichte van Cuba veroordeeld. Donald Trump zal zich opnieuw richten op de anti-Cubaanse politiek, al is het maar omdat hij zijn verkiezingsoverwinning deels te danken heeft aan de grote lobby van Cubaanse bannelingen, die hem in enkele van de "swing states" aan een overwinning hielpen.​
Van 1960 tot de ondergang van de Sovjet Unie verslechterde de situatie als gevolg van de "Cuba crisis", waarna Castro door de Sovjets in de steek werd gelaten. Castro zou zelfs geroepen hebben: "Communisme betekent een imperialisme dat erger is dan dat van de yankees en net zo vreemd voor onze tradities en geloof. Iedereen die ons wil helpen is welkom - maar zonder verplichtingen." (Geciteerd naar Jurgen Hell, Geschiedenis van Cuba). Als een gevolg daarvan liet de Sovjet Unie, Cuba vallen, wat de Cubanen vervolgens probeerden te compenseren door te flirten met het communistische China van Mao. De relatie verslechterde nog verder toen Castro met veel bombarie een uitnodiging voor de viering van de Oktoberrevolutie weigerde. Deze bekoelde relatie wordt in detail beschreven door Volker Skierka in "Fidel Castro, een biografie".​


De Cuba-Crisis van 1962 betekende een kentering in de relaties tussen Cuba en de USSR


Er waren vooral problemen tussen "Che" enerzijds en de orthodoxe communisten en de Sovjet Unie anderzijds. Het cliché dat Che een "Stalinist" zou zijn is nergens op gebaseerd. Che had het geloof in het Sovjet systeem verloren en werd steeds radicaler, terwijl hij de Sovjets van "verraad" en "partnerschap met de Verenigde Staten" beschuldigde. Hij bekritiseerde de bureaucratie, de slordigheid en het wanbeleid van de Sovjets. Na zijn tirade tegen de Sovjet Unie op het Afro-Aziatische Solidariteitscongres werd hij op de hitlist van Moskou gezet. Hij sprak daar over de stilzwijgende medeplichtigheid van de Sovjets aan de kapitalistische Westerse uitbuitersstaten. Je ziet hier dus dat het niet allemaal zo eenvoudig tot het "anti-communisme" terug te brengen is.​


Che spreekt op het Afro-Aziatische Solidariteitscongres in Algiers

In Duitsland werd de thesis van Che geadopteerd door de "Dutchskisten" binnen de Außerparlamentarische Opposition (APO) en toegepast op de Duitse situatie als het "dubbele gezicht van het imperialisme". In Latijns-Amerika verscheen hier ter ideologische eer een boek over onder de titel "De Revolutie binnen de Revolutie", waar Castro meermaals aan refereerde. In Duitsland is dit werk echter zo goed als onbekend, ook onder linkse krachten.​

De Communistische Partij in Cuba is officieel een "staatspartij”, maar was in realiteit lange tijd van al haar macht ontdaan. Er was tot 1975 niet eens een partijconferentie. De feitelijke macht lag bij de anti-Batista alliantie "De Beweging van de 26ste juli" en niet bij de Communistische Partij. De Castroisten hadden dus de "oude communisten" overwonnen en introduceerden daarmee een mix van centralisme met een decentralisering van de arbeid en het productieproces. De Castroisten creëerden een "volksmacht", die deels op raden beruste, als een vorm van basis-socialisme tegenover het pure bureaucratisme van de Sovjets.​

In tegenstelling tot het cliché was het in Cuba niet de partij die beslissingen nam, maar de volksvertegenwoordigers in de nationale raden. Die kregen hun bevoegdheid van regionale comités. Deze werden door het volk verkozen tijdens algemene verkiezingen, maar waren meestal geen partijpolitici of partijleden. Het idee van "volk als soeverein" werd hier tenminste meer gerespecteerd dan in de meeste andere staten - zeker dan die van de "Westerse gemeenschap van waarden".​
De bewering dat Cuba een dictatuur zou zijn geweest is zeer twijfelachtig, aangezien de vertegenwoordigers te allen tijde en ongeacht wat er gebeurde weg gestemd konden worden. Zelfs Amnesty International - zeker geen pro-Cubaanse organisatie - stelde dat er dan wel dissidenten in de gevangenis zaten, maar waarschijnlijk minder dan in bepaalde EU-lidstaten zoals de Tsjechische republiek (en wellicht ook Duitsland).​


Castro spreekt de Cubaanse volksmassa's toe 


Het speciale aan Cuba is dat het "Cubaanse socialisme" een inheemse en nationale revolutie vertegenwoordigde. Daarbij straalde de Cubaanse revolutie ook in haar internationale impact uit dat deze "self made" was. Ze ontstond uit een nationaal soevereine en specifieke daad tegen de Batista dictatuur en diens beschermheer de Verenigde Staten. Het kwam voort uit een diep verlangen naar vrijheid en een wil voor onafhankelijkheid die onder de overgrote meerderheid van de Cubanen heerste. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de DDR of andere Oost- en Centraal-Europese staten, waar het socialisme "geïmporteerd" was vanuit Moskou. Dat droeg er aan bij dat de bevolking in Cuba meer pro-actief was; hun socialisme was een eigen en nationale traditie: "De revolutie is een zeer eigen product van ons land," stelde Castro. "Niemand zei tegen ons wat we moesten doen, we deden het gewoon. Niemand hoeft ons te vertellen het te doen zoals zij het doen. En we gaan daarmee door."​
​​
Paradoxaal genoeg kwam Fidel zijn grote succes pas na de dood van het socialisme. Van Venezuela, Bolivia tot Nicaragua en vele andere staten, zegevierde "het socialisme van de 21ste eeuw". Voor hen is Fidel Castro hun inspiratie. Zelfs de reformistische, maar patriottische, regeringen van Argentinië tot Brazilië buigen voor de realistische politieke en ideologische verwezenlijkingen van Fidel Castro. Zelfs de grootste anti-communisten van de jaren 1960, ’70, '80 en '90 zouden dit niet voor mogelijk hebben gehouden.​

Staatsbegrafenis van de grote revolutionaire leider: Fidel Castro


Met dank aan SdV
​​













Geen opmerkingen:

Een reactie posten