woensdag 1 februari 2012

Slavernij: de feiten

Slavernij komt al sinds mensenheugenis voor in de gehele wereld. Voorbeelden van slavernij kan men vinden in Noord, Zuid en Centraal Afrika (al voor de komst van Columbus), in Afrika, Sri Lanka, Japan, Polynesië, Melanesië, Oost-Indië, Europa en onder Christenen, Joden en Moslims. Slaven werden in het oude Egypte gebruikt en waren aanwezig in de eerste democratie van het Oude Griekenland en later in het machtige Romeinse rijk. In de oudheid was er geen enkele sprake van een afschaffing van slavernij, het vormde immers de basis van de gehele sociale en politieke orde. Slavernij bleef tot diep in de 20ste eeuw legaal in sommige onafhankelijke Afrikaanse naties en momenteel worden daar nog steeds miljoenen mensen illegaal gedwongen tot slavenarbeid.

Echter vandaag de dag lijkt de discussie rond slavernij zich te beperken tot een relatief korte periode waarin Afrikaanse slaven werden getransporteerd naar Amerika om daar arbeid te verrichtten. Het "erfgoed van slavernij" wordt hierbij gepresenteerd als de schandelijke daad van wrede blanke slavenhouders tegen negroïde slachtoffers. De mythes en desinformatie rond het onderwerp slavernij heeft de laatste decennia dan ook de relaties tussen negroïden en blanken getekend. Wederzijds respect en begrip tussen rassen kan enkel pas worden behaald op basis van feiten, hoe "politiek-incorrect" deze ook mogen zijn. Daarom zullen we trachten wat dieper op dit onderwerp in te gaan.


Europese slaven en Afrikaanse slavenhouders

Noord-Afrikaanse piraten - de Moren - plaagden het Middellandse Zeegebied tot zij overwonnen werden in de 19de eeuw. Zij leefden van de buit die zij tijdens hun rooftochten binnen haalden. Grote aantallen Europese Christelijke slaven werden onder dwang naar de Maghreb gebracht waar zij ter werk werden gesteld. Arabieren hadden hun taal en religie - de Islam - in de 6de en 7de eeuw geïntroduceerd in Noord Afrika en mengden zich met de lokale Afrikaanse volkeren. Hieruit ontstonden uiteindelijk enkele Arabische dynastieën die later trouw zworen aan het Ottomaanse rijk. In 904 werd Thessaloniki (in het hedendaagse Griekenland) binnen gevallen door Noord Afrikaanse zeerovers, die de stad plunderden en meer dan 20.000 inwoners van de stad als slaven meenamen. Tussen 1530 en 1780 werden meer dan een miljoen Europeanen ontvoerd en slaaf gemaakt door Noord Afrikaanse zeerovers. Hoewel de Islamitische Arabieren het gebied - daarvoor onderdeel van het Romeinse rijk - veroverden kunnen zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor de slavernij en slavenhandel die voor hun aanwezigheid bestond in deze regio. Mohammed, de stichter van de Islam, liet dan wel zijn eigen slaven los, maar vroege Moslims accepteerden net als vroege Christenen slavernij als een feit van het leven.


De Moorse invasie in Spanje

De Moren - een mix van Arabieren en Berbers - behoorden tot de meest Westelijke erfgenamen van de Islam. In 711 vielen zij Spanje binnen en wisten zij door te stoten tot Frankrijk alvorens zij verslagen werden aan de poorten van Poitiers in 732 door Charles Martell. Hierop trokken zij zich terug in de Pyreneeën waar Christelijke Staten ontstonden die een lange strijd begonnen om Spanje te heroveren. Toen in 1090 de Noormannen Sicilië bevrijdden van de Arabische heerschappij waren de Moren uit Noord Spanje verdreven. Zij hielden echter nog 180 jaar stand in het zuiden van Spanje - Andalusië.

Tijdens de Moorse overheersing werd dit een belangrijk centrum voor slavenhandel. Cordoba en andere steden hadden hun eigen slavenmarkten waar de menselijke koopwaar op waarde kon worden beoordeeld via ingewikkelde methodes. Vrouwen werden over het algemeen hoger in waarde geacht dan mannen en volledig onderzocht door inspecteurs die hun fysieke aantrekkelijkheid of gebreken vast legden. De meeste slaven ondergingen ondervoeding, ziekte en mishandelingen. De galeislaven moesten soms decennia roeien zonder een voet aan wal te zetten. Anderen werden ter werk gesteld in steengroeven of bouwplaatsen en vrouwelijke slaven werden in de harem geïntegreerd. De Moren bezetten Andalusië nog voor ongeveer 800 jaar en werden pas verdreven rond 1492, het jaar dat Columbus Amerika ontdekte.


De Trans-Atlantische slavenhandel

Ongeveer 3 eeuwen lang werden negroïde slaven uit het sub-Sahararisch Afrika vervoerd via de Atlantische oceaan naar Amerika. Dit is vandaag de dag een veel behandeld onderwerp in ons moderne Europa. Echter wordt er vaak weinig aandacht besteed aan het transport van negroïde slaven via de Sahara naar Noord Afrika en het Midden Oosten. Voor het Christelijke tijdperk handelden het Carthaagse en Romeinse rijk al in glas, wijn, ivoor en negroïde slaven vanuit sub-Saharisch Afrika. Deze handel werd voortgezet toen de Arabieren zich over Noord Afrika verspreidden in de 7de en 8ste eeuw. Slaven werden ook rechtstreeks vanuit Oost Afrika naar het Midden Oosten getransporteerd. Er zijn zelfs documentaties van een opstand van Afrikaanse slaven tegen hun onderdrukkers in Zuid Irak tussen het jaar 868 en 883.

De Trans-Saharische slavenhandel bestond dus al vele eeuwen alvorens de eerste slaaf naar Amerika werd getransporteerd en het bleef bestaan na de afschaffing van de Trans-Atlantische slavenhandel in 1870. Mauritanië - een land in de sub-Saharische regio - was het laatste land dat officieel de slavernij afschafte in het jaar 1980 (alhoewel de slavernij daar nog tot 1984 voort bleef bestaan).


Het begin van de Europese slavenhandel

In de 15de eeuw financierde prins Henry van Portugal diverse expedities langs de West Afrikaanse kust. Zijn belangrijkste doel was een directe handel voor goud (en dus niet voor slaven) met lokale leveranciers om op die manier de Arabische tussenhandel uit te schakelen. Echter toen de Portugezen de West Afrikaanse kust bereikten werd hen naast goud ook slaven aangeboden. Slavernij kende een lange traditie in de gehele regio, gevangenen van tribale oorlogen werden tot slaaf gemaakt en verkocht. Alle inheemse heersers in het gebied hadden grote aantallen slaven. Op sommige plekken bestonden plantage systemen die vergelijkbaar waren met de latere plantages in Amerika. De Afrikanen hadden elkaar voor duizenden jaren tot slaaf gemaakt en weinigen van hen werden eigendom van een blanke zonder alvorens eerst het bezit van andere Afrikanen te zijn geweest.

Toen Europese machten Amerika begonnen te koloniseren in de 16de eeuw, ondervonden zij dat slavernij algemeen voor kwam onder de inheemse Amerikanen. De Indiaanse slaven boden echter geen oplossing voor de almaar groeiende "noodzaak" voor arbeidskracht in Amerika en de arbeid nam alleen maar toe met de Spaanse kolonisatie van Cuba en de Portugese kolonisatie van Brazilië. Daarom werden er slaven vanuit Amerika ingekocht en geïmporteerd vanuit Afrika. Toen andere Europese machten zoals de Engelsen, Fransen en Nederlanders handelsposten gingen vestigen in West Afrika, begonnen de Spanjaarden en Portugezen met de ontwikkeling van nieuwe posten verder langs de kust.


De Driehoekshandel

De slavenhandel over de Atlantische oceaan was geen geïsoleerde handel. Negroïde slavenmeesters in Afrika gaven de slaven niet voor niks aan de Europese handelaren. Slaven werden geruild voor kleren, koper, ijzer, drank, wapens, potten en andere Europese goederen. Het derde been van deze handelsdriehoek was de export van Amerikaanse goederen zoals katoen, tabak en suiker naar Europa. De welvaart die deze driehoekshandel bracht voor Afrika, Europa en Amerika was dus enkel deels een gevolg van de exploitatie van slaven.

De condities tijdens een zeereis tussen Afrika en Amerika waren ongetwijfeld hard en onplezierig en leidde vaak tot ziekte en dood. Er wordt veel aandacht besteed aan deze condities, maar ten tijde van de slavenhandel duurde de reis met een zeilschip tussen de twee continenten maanden. De condities aan boord van deze zeilschepen waren niet enkel slecht voor slaven maar waren slecht voor iedereen. Overbevolking en ruwe vaart waren in die tijd het lot van alle zeelui die geronseld waren in kuststeden. In 1788 werd in Engeland de "Dolben Bill" aangenomen ter regulatie van slavenschepen. Hiermee werd het aantal slaven dat een slavenschip mocht vervoeren gelimiteerd naar gelang de scheepsruimte, ook werd hiermee de aanwezigheid van een dokter aan boord verplicht.


De Amerikaanse burgeroorlog

Minder dan 4 % van de Trans-Atlantische slaven eindigden in de Verenigde Staten, maar ook hier is de slavernij een oneindige herinnering. Deze disproportionele aandacht voor de slavernij in de VS is waarschijnlijk te wijten aan de bloederige Amerikaanse burgeroorlog. Deze oorlog wordt vaak neergezet als een strijd vanuit het humane en altruïstische streven om de slavernij te beëindigen. De waarheid is echter dat de slavernij maar een minieme rol speelde in het conflict. De Amerikaanse burgeroorlog was geen oorlog tussen "vrije" Staten en slaven-Staten. Hoewel slavernij nog steeds legaal was in de Zuidelijke Staten - de Confederate Staten van Amerika-, steunden vier slaven-Staten het Noorden tegen het Zuiden: Missouri, Kentucky, Delaware en Maryland. Deze werden later vergezeld door de nieuwe Staat West Virginia die zich afscheidde van de confederatie en werd verwelkomd in de Unie - zonder de vereiste om de slavernij te stoppen.

Zoals de meeste oorlogen was de Amerikaanse burgeroorlog een economisch conflict. De economie van de Zuidelijke Staten was vrijwel geheel agrarisch - met name afhankelijk van de export van katoen. In het Noorden kende men echter een sterke fabrikanten sector. Deze economische verdeeldheid leidde tot bittere conflicten over import rechten. Noordelijke fabrikanten wensten hoge tarieven op geïmporteerde goederen om hun industrieën te beschermen tegen buitenlandse competitie. De regering leek een voorkeur te hebben voor deze tarieven vanwege de financiële invloed van de industriële sector, maar ook omdat ze inkomsten nodig hadden voor de invoering van de inkomensbelasting. Het Zuiden wenste daarentegen vrije handel. Het zou hen anders enkel meer geld kosten zonder er iets voor terug te krijgen. Ook bracht het hun export in gevaar door de dreiging van wedervergelding door exportlanden. De drastische val van de katoenprijzen in 1818 en 1820 waren voornamelijk te wijten aan Engeland, die de productie van katoen in India had opgedreven als wraak voor de Amerikaanse tarieven. Het Zuiden had ook andere klachten, zoals het aantal federale subsidies en de buitensporige macht van de Noordelijke middenklasse en bankiers.

In 1807, hetzelfde jaar dat Engeland de slavenhandel verbood, bande de Verenigde Staten de import van slaven. Feitelijk was deze ban op de import van slaven een middel om immigratie te controleren. Met de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten was er veel zorg ontstaan over het aantal negroïden in het land. Al voor de Amerikaanse revolutie probeerden sommigen van de kolonies - zoals South Carolina - al de import van slaven te beperken, maar dit werd met een Engels veto tegen gehouden. Na de onafhankelijkheid boden plantagehouders verzet tegen een importverbod en dus werd er een overeenkomst gesloten om nog 20 jaar de slavenhandel toe te staan. Hierna volgde al snel een verbod op de institutie van slavernij zelf. Slavernij werd geleidelijk geëlimineerd in de Noordelijke Staten, waar slaven niet geschikt werden geacht voor het aanwezige fabriekswerk. In het Zuiden met haar plantages en lucratieve katoenhandel wilde men de slavernij behouden, zeker aangezien de plantagehouders grote investeringen hadden gedaan in hun slaven. Nadat het Noorden de slavernij achter zich had gelaten begonnen sommige mensen een moreel standpunt tegen de Zuidelijke slavernij in te nemen. Dit betekende echter niet dat "vrije" negers welkom waren in het Noorden. Er was ook geen enkele sprake van het toekennen van gelijke rechten. De meeste Noordelijke Staten verboden juist de immigratie van vrije negers, een beleid dat op de steun kon rekenen van Abraham Lincoln. Enkele vrije negers werden zelf slavenhouders. Zo waren er in 1830 ongeveer 4000 negroïde slavenhouders in de Verenigde Staten.

In 1860 was ongeveer 5 % van de blanke mensen in het Zuiden slavenhouder, waarvan meer dan een kwart 10 of meer slaven had. De meesten mensen in de Zuidelijke Staten waren gewone boeren, handelaren of arbeiders die geen enkel belang in de slavernij hadden. De aanvallen op het plantage systeem door anti slavernij campagnevoerders zorgde voor veel ontevredenheid in het Zuiden over de tarieven en de economische dominantie van de Yanks. In de jaren voor de burgeroorlog nam de onrust toe toen grote aantallen kolonisten zich in het Westen van de Verenigde Staten vestigden, dit leidde tot discussies of deze nieuwe Staten "vrij" of "slaaf" moesten worden. De kolonisten in het Westen hadden een voorkeur om "vrije" Staten te vestigen om oneerlijke concurrentie met slavenarbeid te voorkomen.

Hoewel economie de belangrijkste reden voor de Amerikaanse burgeroorlog was, wordt deze tegenwoordig onterecht vaak bekeken in termen van slavernij en blanke suprematie. Slavernij was feitelijk enkel een kleine factor in het conflict. Het Noorden vocht om de Unie te behouden terwijl de confederatie vocht voor het recht om zich af te scheiden van de Unie waar zij ooit vrijwillig bij aangesloten waren. Blanke suprematie heeft nooit enige rol in de burgeroorlog gespeeld. Afrikaanse Amerikanen, Mexicaanse Amerikanen en inheemse Amerikanen steunden allen de confederatie. Meer dan 250.000 Afro Amerikanen dienden vrijwillig de Confederate Staten en werden aangeworven voor het Confederate leger. De meerderheid van de 38.000 Afro Amerikanen die hun leven in de Amerikaanse burgeroorlog lieten, vochten aan de zijde van het Zuiden.

De nasleep

Slavernij en slavenhandel stopten niet nadat Engeland en andere Europese naties het afgeschaft hadden. Ook na de Amerikaanse burgeroorlog bleef slavernij bestaan. Terwijl Europeanen slavernij in Afrika uitroeiden breidde de Arabische slavenhandelaren hun handel uit van Oost Afrika naar Centraal Afrika. Zanzibar - een eiland aan de Oostkust van Afrika - werd het nieuwe centrum van deze bloeiende handel. Hier werd de slavernij pas in 1897 afgeschaft nadat het een onderdeel van het Britse rijk werd. Ook in de vroege 20ste eeuw bloeide de Arabische slavenhandel nog in Liberië en Ethiopië. Nadat enkele Europese landen hun Afrikaanse kolonies ontbonden keerde de slavernij hier terug en zelfs in de 21ste eeuw bestaan er nog illegale vormen van slavernij in Afrikaanse landen zoals Ivoorkust.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten