Gottfried Feder zijn Economisch systeem
Gottfried Feder
Gottfried Feder werd geboren in Würzburg op 27 januari, 1883. Hij slaagde met een doctoraat in Bouwkunde en richtte zijn eigen bouwbedrijf op dat zich specialiseerde in het onderhoud en de bouw van gemeentelijke gebouwen. In 1917 begon hij een studie politiek en financiën. Hij was een oprichter van de sociale krediet beweging waar hij tot de conclusie kwam dat de aard van de rente financiën en woekering aan de grondslag lagen van de chaos en ellende die zowel Duitland als de rest van de geïndustrialiseerde wereld trof.
Na de eerste wereldoorlog werd Gottfried Feder in Bavaria zeer bekend als de leidende voorvechter van financiële hervormingen. Hij eiste een eind aan de renteslavernij. Hij probeerde zijn ideeën overgenomen te krijgen bij de Federale regering en het korte Communistische bewind in Bavaria, maar uiteindelijk werden zijn ideeën verworpen.
Feder was een van de oprichtende leden van de Duitse Arbeiders Partij die in 1918 ontstond. Het was na een lezing van Feder dat Hitler werd overgehaald om lid te worden van de partij, waar hij een belangrijke rol ging spelen als hoofd van propaganda. Onder Feder zijn toezicht leerde Hitler het verschil begrijpen tussen kapitaal dat voortkomt uit creatieve inspanning en kapitaal dat voortkwam uit louter speculatie. Hitler stelde: “Feder zijn lezing gaf mij een prachtige strijdkreet voor de komende strijd.” In Mein Kampf schreef Hitler dat het de plicht van de staat was om te voorkomen dat het kapitaal niet de heerser van de natie werd en dat het sociale recht van de arbeiders te allen tijde in stand gehouden moest worden.
Nadat de partij werd verboden na de putsch van 1923, werd Gottfried Feder verkozen in de Reichstag als lid van de vervangende Nationaal Socialistische Vrijheids Partij. Feder zijn voorzitterschap bij de economische raad leidde tot verdenkingen onder grootgrondbezitters en industriëlen dat de Nationaal Socialisten hun rijkdom wilde ontnemen. De invloed van Walther Funk en Hjanar Schacht zorgde ervoor dat Hitler enkele van Feder zijn meer radicale eisen verwierp om deze te vervangen door een meer gematigd pragmatisch beleid. Gottfried Feder bleef echter trouw aan Hitler en werd geen lid van de rivale Socialistische fractie die geleid werd door de gebroeders Strasser.
In 1933 werd Feder aangesteld als secretaris binnen het ministerie van economische zaken waar hij diende als federale commissaris voor nederzettingen. Binnen deze functie probeerde Feder de balans te vinden tussen de populatie in de stad en in het platteland. Hij creëerde “groene steden” die bestonden uit semiboeren gemeenschappen rond gedecentraliseerde fabrieken. Deze moesten bestaan uit ca. 20.000 inwoners en waren een product van de Nationaal Socialistische bloed en bodem ideologie.
Ondanks de schijn van een nederlaag vormen Gottfried Feder zijn ideeën over economie een integraal onderdeel van de Nationaal Socialistische politiek. De bankier Schacht werd al snel vervangen als minister van economie. Maar zelfs onder Schacht werd staatskrediet ingesteld en werd ruilhandel de basis van overzeese handel. Veel van het radicale programma werd opgegeven om het groot bedrijfsleven in te spannen ten gunste van de directe behoeften van de staat. Echter werden de dividenden gelimiteerd tot een maximum van 6%.
Toen Feder het ministerie verliet werd hij hoofd van de technische universiteit in Berlijn. Hij overleed in Murnau am Staffelsee op 24 januari, 1941.
Gottfried Feder zijn manifest
Gottfried Feder zijn pleidooi voor staatskrediet werd overwogen door de Duitse regering in de jaren van 1920 maar werd uiteindelijk verworpen onder invloed van het bankierswezen. Om die reden was de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij de enige partij met het uithoudingsvermogen om Feder zijn ideeën over monetaire hervormingen in het partijprogramma te verwerken. Feder had al campagne gevoerd tegen woekering en voor staatskrediet voordat de Duitse Arbeiders Partij werd opgericht. In zijn manifest “Verbreek de ketenen van rente” dat hij in 1918 schreef, begint hij met het beschrijven van het “Mammonisme” (een Bijbelse referentie naar de macht van het geld) als een doordringende en verstijvende ziekte waar alle menselijkheid onder lijdt.
“Het is als een plaag, een alles verslindend gif dat wereldwijd mensen heeft bevangen. Feder beschreef “Mammonisme” zowel als “de internationale financiële supermacht” als “een houding van onverzadigbare hebzucht die mensen in hun greep houdt.“ Het is deze dans rond het gouden kalf dat het Westen tot de dag van vandaag blijft boeien in een toenemende mate van razernij.
“De bron van de Mammonistische macht is de moeiteloze en oneindige vermenigvuldiging van rijkdom die gecreëerd wordt door rente.” Dit vermogen om rijkdom te vergaren uit de arbeid van anderen wordt beschreven als een minderheid van “bijen”, die leven van de “productieve volkeren en hun arbeid”. De enige remedie kan men vinden in het verbreken van de renteslavernij, dat is dan ook een van de belangrijkste eisen die Gottfried Feder stelt.
“Het gehele monetaire systeem moet worden ondergebracht in de centrale schatkist van de staat. Alle private banken en bankiers, evenals postbanken en leningsverenigingen zullen hieraan worden verbonden als afdelingsverenigingen. Alle echte krediet kan slechts worden uitgegeven door de centrale staatsbank, krediet en goederen die worden verleend aan private bankiers moeten worden goedgekeurd door de staat…”
Feder stelt eveneens dat het volk moet worden geleerd dat: “Geld moet niet alles zijn, maar een uitwisseling van arbeid. Dit omdat de sterk ontwikkelde economie geld nodig heeft als een medium voor uitwisseling. Maar dit put het geld uit en kan in geen enkel geval geld doormiddel van rente de bovennatuurlijke macht geven om zichzelf te reproduceren ten koste van productieve arbeid.”
Gottfried Feder legt uit dat belastingen grotendeels bestaan als een huldebetuiging aan het orthodoxe financiële systeem. In Feder zijn manifest vindt men een roep voor de bevrijding van de renteslavernij welke de NSDAP later in zijn programma op nam en later succesvol invoerde.
Het monetaire systeem van de Nationaal-Socialisten
Duitsland haar monetaire systeem kon geen goud produceren, maar wel echte rijkdom van het land, van de bossen, de velden en de fabrieken. Arbeid was ruimschoots beschikbaar, kapitaal was niet beschikbaar (behalve op de internationale geldmarkten). Het beschikbare goud kon enkel 10% van de valuta in omloop dekken. Het resultaat was dat de regering een besluit nam om de valuta en het krediet te controleren. Meer dan een miljoen mark aan staatskrediet werd afgegeven om grote openbare werken en betere huisvesting voor het volk te realiseren.
De bankiers voorspelden grootschalige faillissementen, deze voorspellingen bleken echter volkomen fout te zijn. Om deze nieuwe methode van staatsgeld te verlenen en kredieten te controleren, werden er nieuwe financiële instituties gecreëerd door de staat met een publiek karakter. Deze instituties, die het karakter hadden van publieke staatsbanken, stonden onder de directie van de rijksbank. Het nieuwe geld dat gesteund was met het krediet van de staat werd langzaam aan geabsorbeerd in de open geldmarkt.
Het resultaat van het afgeven van staatsgeld liet direct zien dat het toenemende volume van geld, krediet en investering van kapitaal een steeds toenemende overgang bracht in alle takken van de handel en industrie. Er volgde eveneens een grote toename van de nationale inkomsten terwijl er geen sprake was van meer belastingen. Deze toename van nationale inkomsten zorgden voor de uitgave van meer staatskrediet, welke de macht en productie deed uitbreiden. Dus het staatskrediet nam de rol aan als brandstof voor de handel en hield de cyclus van productiviteit en consumptie in stand zonder de verstorende factor van rente.
Private banken werden onder officieel toezicht geplaatst en het tarief van rente werd gelimiteerd door de wetgeving. Het staatsgeld werd uitgegeven aan diverse publieke projecten en vond op natuurlijke wijze zijn weg naar de private banken waar het verscheen als deposito’s. Deze deposito’s van staatsgeld lieten toe dat handelsbanken hun eigen middelen konden uitbreiden.
Hitler beschreef de basis van het Duitse financiële systeem van 1937 als volgt: “Wij zijn niet dwaas genoeg te proberen om een valuta dekking te maken van goud dat we niet hebben, maar voor elke mark die werd uitgegeven hadden we een equivalent nodig aan goederen die geproduceerd werden of werk dat gedaan moest worden. We hebben geleerd dat de waarde van valuta ligt in de productieve capaciteit van een natie.”
Het Duitse economische wonder ten tijde van een wereldrecessie was een complete monetaire hervorming. Een systeem waar we vandaag de dag met een nieuwe recessie op komst zeker lering uit moeten trekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten