maandag 25 maart 2019

De betekenis van de Natie voor het Communitair-Anarchisme


Vandaag de dag wordt de term ‘natie’ meestal gelijk gesteld aan de ‘natiestaat’ van de (Franse) bourgeois revolutie van 1789. Deze misleidende definiëring gaat echter compleet voorbij aan de oorspronkelijke betekenis van de term. De term ‘Natie’ is aan het Latijns ontleend en betekent in de meest letterlijke zin ‘volk’. Het is dan ook in deze context dat de natie binnen het communitaire anarchistische denken gezien moet worden.





Michael Bakoenin


Het nationale vraagstuk liet ook Michael Bakoenin (1814-1876), vader van het hedendaagse anarchisme, niet ongemoeid. Hoewel Bakoenin een sterke afkeer had van het bourgeois-nationalisme, verwierp hij niet alle vormen van nationalisme. Bakoenin maakte een duidelijk onderscheid tussen de staat en het vaderland (de natie). Hij definieerde het vaderland als “het onbetwistbare en heilige recht van elk mens, elke menselijke groep, associatie, commune, regio en natie om te leven, voelen, denken, willen en handelen op de manier die zij wenst.”


Tegenover het bourgeois-nationalisme van de autoritaire staat, plaatste hij het bevrijdende nationalisme van het volk. Het volk kende volgens hem “een natuurlijke, echte liefde” voor hun vaderland. Dit nationalisme was volgens hem geen valse abstractie opgelegd door de bourgeois-staat, maar een sociale realiteit. In zijn laatste werk, ‘Statisme en anarchie’ (1873), schreef Bakoenin: “Iedere natie, hoe klein deze ook is, bezit zijn eigen karakter, zijn eigen manier van leven, spreken, voelen, denken en handelen op de manier dat men dat wenst. Het is dit karakter, hun specifieke manier van bestaan, dat de basis van hun identiteit vormt. Het is het resultaat van het geheel van het historische leven en alle condities van dat volk en hun leefomgeving, een puur natuurlijk en spontaan fenomeen. ”



Het vaderland was datgene dat een gemeenschap van individuen gezamenlijk besloten had dat het was. Voor Bakoenin stond het principe van zelfbeschikking hierbij centraal: “Net als ieder individu, is iedere natie noodgedwongen wat deze is en geniet deze het onbetwistbare recht om zichzelf te zijn.” Het communitaire anarchisme van Bakoenin riep op tot een broederschap van vrije naties; anti-autoritaire organische gemeenschappen die groeiden vanuit het volk en samenwerkten op basis van autonomie en wederzijds respect.




Gustav Landauer


Een andere belangrijke denker voor het communitaire anarchisme was de Duitse anarchist Gustav Landauer (1870-1919). Landauer was een van de voortrekkers binnen de Münchener Radenrepubliek, daardoor werd hij in 1919 door de Freikorps vermoord.


Het anarchisme van Landauer was sterk tegen het Marxisme gekant en bouwde veelal op het mutualisme van Proudhon. Net als Bakoenin zag hij het volk als een natuurlijk fenomeen. Voor Landauer representeerden “de familie, de gemeenschap en het volk de enige echte natuurlijke sociale eenheden, van waaruit een waarlijk solidaire, harmonieuze en organische samenleving zonder dwang kan groeien.” Hij geloofde dat de natie de bijzondere manier is waarop de menselijke natuur en de unieke eigenschappen van het individu, zichzelf uitdrukken binnen de gemeenschap.


Landauer maakte eveneens een duidelijk onderscheid tussen de natie en de staat. In zijn visie was de natie in haar essentie anarchistisch. Tijdens de Middeleeuwen, toen de staat langzaam maar zeker de samenleving begon te domineren, werd de natuurlijke sociale solidariteit van de natie vervangen door dwang en onderdrukking. Het verving vrijwilligheid door autoritaire systemen en wetten.


Voor Landauer representeerde het anarchisme allereerst een terugkeer naar de natuur, een hereniging met de volksgeest en het herwinnen van de sociale relaties van weleer. In tegenstelling tot Bakoenin, zag Landauer de revolutionaire vernietiging van de staat daarbij niet als een absolute noodzaak. Voor hem was het belangrijker dat individuen van zichzelf bewust werden en de geest in zichzelf hervonden. Dan konden deze individuen alternatieve 'volksgemeenschappen' oprichten, die in de gelegenheid waren om de staatsmacht te weerstaan.



Conclusie:


Anarchisme verzet zich tegen iedere vorm van totalitarisme; het representeert een beweging die begint bij de basis en geen vertegenwoordigers, bureaucraten of leiders nodig heeft. Anarchisme verzet zich tegen iedere vorm van dominantie en dwang, het baseert zich op een organisatie van onderop. Eigen verantwoordelijkheid en zelfdiscipline vervangen afhankelijkheid en autoriteit. Zelfbestuur op alle delen van het leven neemt de plaats in van de hiërarchische indeling. 


Voor anarchisten is de natie iets natuurlijks en organisch. Het representeert een vrije gemeenschap op basis van een gedeelde linguïstische, culturele en historische achtergrond. Het zijn de collectieve gevoelens en gedachten van de gemeenschap die de natie vorm geven. Nationalisme in de anarchistische zin is dus niet een illusie gecreëerd door de staat, maar komt voort uit de vrije keus van de individuen die er een deel van uit maken.