Enkele hoogtepunten van de stakingsbeweging op de Balkan belicht
De industrie op de Balkan blijft groeien, de crisis daar blijft doorgaan en haar arbeiders worden strijdvaardiger! Ook hier wordt sinds de grote crisis van 2008 - na de hoogtepunten van de massaprotesten tegen bezuinigingen en privatisering - nog altijd strijd geleverd op politiek en economische vlak. In 2008 organiseerde universiteitsstudenten (voornamelijk in Zagreb) een campagne tegen de toetreding van Kroatië tot de NAVO, wat wezenlijk tot de snelle politisering van de studentenbeweging bijdroeg. In de crisis van 2010 poogden zij contacten te leggen met de arbeiders- en boerenbeweging. Contacten werden er o.a. gelegd met stakende arbeidsters in de textielfabriek Kamensko en met arbeiders van Petrokemija in Kutina.
In Slovenië gingen op 18 april 2012 100.000 mensen de straat op (in een land van twee miljoen inwoners) dankzij de strakke organisatie van de ZSSS (Vereniging van vrije vakbonden)1, die een massaprotest op de been wist te brengen tegen de bezuinigingspolitiek in de publieke sector.
In Roemenië zijn de vakbonden zéér zwak. In 2009 leende Roemenië €20 miljard van het IMF en moest in ruil daarvoor o.a. bezuinigen op de gezondheidszorg en het onderwijs. Tevens werden de pensioenen bevroren en gingen de belastingen met 5% omhoog. (In 1989 was Roemenië onder Ceaușescu er juist in geslaagd haar in 1981 aangegane schulden bij het IMF geheel terug te betalen!). In januari 2012 liep deze bezuinigingspolitiek uit op spontane protesten en hevige gevechten met de politie na het ontslag van de populaire medewerker van het ministerium van Gezondheid Read Arafat, en een plan om de reddingsdiensten te privatiseren.
In Servië bleven dergelijke massaprotesten verregaand uit. Maar hoewel de sociale organisatiegraad tegen bezuinigingen en privatiseringen versplinterd is, vonden er door de jaren heen vele lokale protesten plaats. Vooral vrouwen blijken hierin een belangrijke rol te spelen. Zoals toen in 2008 en 2009 textielarbeidsters van de vakbond Raška in Novi Pazor in hongerstaking gingen. Hogere lonen werden er in 2009 geëist bij Zastava Elektro in Rača. Om deze eis kracht bij te zetten werd het stadshuis bezet en de spoorwegen geblokkeerd. In 2007 waren er al wegblokkades opgeworpen bij het bouwbedrijf Trudbenik in Belgrado. De bedrijfsleiding moest daarop haar voornemen om 350 arbeiders te ontslaan laten varen.
Veel van de hierboven opgesomde voorbeelden van arbeidersstrijd in Servië eindigden echter met een nederlaag. Maar vorig jaar kreeg de klassenstrijd op de Balkan weer een nieuwe impuls. Dit o.a. doordat Fiat Chrysler Automobiles haar productie had overgeplaatst van Italië naar Servië vanwege de daar lagere productiekosten – in het bijzonder de lonen.
Hier hebben meer dan 2.000 arbeiders een hongerloon van 38.000 Dinar. Gedurende een staking in juli vorig jaar, eiste de arbeiders van FCA een loonsverhoging van 50.000 Dinar (wat ongeveer neerkomt op €416 per maand [!]). (De koopkracht van een gemiddelde Serviër is ong. 1/3 van dat van een Italiaan). Maar de Balkan is vaker een locatie van goedkope productie: In juni vorig jaar, legden arbeiders van Volkswagen Slovenië het werk neer voor meer loon (een Slowaakse arbeider verdient ong. 2/3 van dat van zijn Duitse collega - €679 tegenover €2.070 in Wolfsburg). Maar in januari werd ook bij Audi Hungary alles platgelegd voor dezelfde behandeling als 9.0000 landgenoten in de fabriek bij Daimler. En meer richting het Westen worden de Tsjechische kolenmijnen gesloten – de laatste zal sluiten in 2023. Dit door toedoen van de privatisering van de mijnen in 2014, waarbij deze niet meer rendabel zouden zijn gezien de concurrentie op de wereldmarkt. Gevolg: Duizenden arbeiders worden op straat gezet.
Nu is het niet meer dan logisch dat men denkt dat het volslagen irrationeel is wanneer er (goedkoop) staal vanuit bijv. China wordt geïmporteerd om een brug te kunnen bouwen, terwijl er zich een paar kilometer verderop een 'eigen' staalfabriek bevindt, die met overcapaciteit kampt. Zo dacht de Italiaanse staal vakbond FIOM ook over FCA en haar fabrieksoverplaatsing naar Servië. ,,Verraad aan Italië" omschreef deze bond dit proces.
Nu leidt dit tot de volgende discussie: de de-industrialisatie die ook in Italië plaatsvindt, neemt enerzijds een aanzienlijk revolutionair potentieel weg. Maar anderzijds creëert zij datzelfde revolutionaire potentieel een land verderop. Over dit vraagstuk willen wij in de toekomst dan ook verder discussiëren…
Stakende arbeiders bij Fiat Chrysler Automobile in Servië Juli 2017
interessant stuk
BeantwoordenVerwijderen