Toen Hitler in 1933 werd verkozen tot Rijkskanselier was een derde van de beroepsgeschikte bevolking werkloos. Slechts vijf jaar later was er al een tekort aan arbeidskrachten. Toen Duitsland in 1937 al buitenlandse arbeidskrachten inhuurde plaagde de werkeloosheid nog steeds Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en andere landen. De Duitse economie was ondanks het grote gebrek aan goud, buitenlandse valuta, reserves en door afhankelijkheid van de buitenlandse aanvoer van materialen compleet getransformeerd. Dit ging samen met een grote toename van de levensstandaard en is bereikt zonder inflatie. Deze geweldige prestatie werd bereikt door verschillende factoren. Een van deze factoren was de creatie van een industriële harmonie op de werkvloer. Dit artikel beschrijft hoe deze harmonie is bereikt en behandeld de noodzaak ervan in het huidige debat rond “industriële democratie”.
Als men vandaag de dag over industriële democratie spreekt doelt men meestal op een soort systeem waarbij werknemers kunnen worden betrokken in het runnen van hun “eigen bedrijf”. Dit is een goed principe omdat men kan aannemen dat als de werknemers de middelen hebben om hun participatie effectief te maken dit het einde van de industriële burgeroorlog zal zijn. Daarin kan de reden liggen voor het gebrek aan enthousiasme van Marxisten en de vastberadenheid van Links om ieder geprojecteerde systeem onwerkbaar te maken.
Politici en commentatoren zijn vaak nogal schuchter als het gaat over de echte oorsprong van werknemers participatie. Het wordt meestal toegeschreven aan het medezeggenschap systeem van West-Duitsland (waar grote bedrijven een tweede raad van bestuur moesten aanwijzen met een minderheid van gerepresenteerde werknemers).
Feitelijk werd de term “industriële democratie” als eerste gebruikt door de sociale schuldeisers na WO 1. Onder hen Majoor Douglas met zijn boek “De macht van krediet en democratie (1920). De “oude partijen” kwamen niet aan dit onderwerp toe, tot in de jaren ’70 de Europese Economische Gemeenschap besloot om het Duitse systeem of iets wat er op leek te verspreiden onder alle lidstaten.
Echter het principe is als eerste effectief en systematisch in praktijk gezet in het Nationaal Socialistisch Duitsland met de “wet voor organisatie van Duitse arbeid”. Het is verrassend dat maar weinig mensen iets van deze wet afweten ondanks de constante golf van boeken en TV programma’s over Nazi Duitsland. Anderzijds is het niet zo verrassend als men de corruptie binnen de Westerse instituties volledig begrijpt.
De noodzaak van hervorming
Wanneer de levenscondities veranderen, zij het door economische ontwikkelingen, aankomende oorlog, buitenlandse veroveringen, een natuurramp of iets anders, dan zijn veranderingen binnen de maatschappelijke methoden en instituties onontkoombaar. Gezond verstand dicteert wat voor veranderingen er noodzakelijk zijn, echter komt er vaak weerstand vanuit twee bronnen: verworven belangen en dogmatisme.
Verworven belangen zijn bijvoorbeeld diegenen die comfortabel werken binnen verouderde instituties of de commerciële belangen die de problemen door de veranderende conditie uitbuiten. Dogmatische oppositie komt van gefossiliseerde geesten die een bepaald beleid of een bepaalde theorie verafgoden en die elk alternatief zien als iets volkomen slechts. Vandaag de dag zijn er veel van dit soort geesten. De meer verstandige onder hen zijn wellicht diegenen die tradities te veel respecteren zonder erbij stil te staan dat een systeem dat eens goed werkte niet altijd goed blijft werken onder veranderende condities.
O wee diegenen die verworven belangen en dogmatisme proberen te overwinnen. Sociale schuldeisers, Fascisten en Nationaal Socialisten worden onderworpen aan de meest kwaadaardige aanvallen. Ieder bedenkbaar obstakel wordt hen in de weg geworpen en om zo’n oppositie te verslaan is veel wilskracht nodig. Niet enkel wilskracht om tegenstand te bieden tegen de aanvallen maar ook om zich niet te schikken aan de vijand om “acceptatie” te krijgen. Dit was een van de grote overwinningen het Fascistische regime van Mussolini. Zij waren een van de eersten om de massieve linie van verworven belangen en dogmatisme te overkomen.
De Industriële burgeroorlog
De regressieve invloed van verouderde methoden en instituties is nergens duidelijker dan op het vlak van arbeiders- of industriële relaties. Vandaag de dag is het duidelijk dat in een goede samenleving de belangen van zowel werknemers als werkgevers identiek moeten zijn. Niet zoals in de Westerse landen van vandaag de dag waar werknemers en werkgevers worden verdeeld in oppositiegroepen, die elk proberen de ander uit te buiten en waar beloningen eerder een zaak van kracht, dan een zaak van recht zijn. Vakbonden zijn in dit opzicht niet de enige schuldigen want vaak zijn werkgevers in een betere positie om hun arbeidskracht uit te buiten.
Men probeert de autoriteit aan de andere groep op te leggen en een onderlinge strijd is onontkoombaar. Zo’n strijd schaadt uiteraard beide zijden omdat het de welvaart verminderd die beschikbaar is voor navolgende distributie of investering in de betrokken ondernemingen. Het is ook schadelijk voor de gemeenschap als geheel en met name voor de producenten en consumenten van de beschadigde sector waar hun eigendom en overleven wordt bedreigd door de onderbreking van de handel. Deze situatie wordt enkel verergerd door een regering die haar eigen verantwoordelijkheid ontkend. Regeringen zouden net zo min anarchie moeten toe staan in fabrieken als op de straat.
De Fascistische reactie
In Italië wilden de Fascisten deze problemen oplossen door de invoering van een systeem van verplichte arbitrage. Zelfbesturende corporaties werden gesticht om elke sector van de economie te bedekken. Deze werden gelijkwaardig bestuurd door vakbonden en werkgevers organisaties. Een van de functies van de corporatie was om in een vonnis te voorzien waar het nodig was om een geschil binnen een bepaalde sector op te lossen. Als de corporatie een bepaald geschil niet kon oplossen werd de zaak verwezen naar de Arbeidsraad voor rechtspraak waar de uitspraak een einde aan het geschil maakte.
Dit systeem van coöperatie en zelfbestuur ontstond van nature uit de Fascistische ideologie. Stakingen en bezettingen werden in Fascistisch Italië al overbodig lang voordat deze verboden werden. Het systeem was succesvol omdat iedereen vertrouwen kon hebben in een eerlijke rechtspraak die werd gebaseerd op de Fascistische arbeidsethiek.
Deze ethiek werd uiteindelijk vastgelegd in het “Handvest voor arbeid” (1926) wat een van de meest vooruitstrevende en progressieve industriële relatie documenten is dat ooit is uitgegeven. Zo voorzag het onder andere in een compensatie voor oneerlijk ontslag zo’n 65 jaar voor dit soort maatregelen in de rest van het Westen werden ingevoerd. Het stelde eveneens dat een vergoeding niet enkel gebaseerd moest worden op een minimum loon, maar ook op de eigenlijke commerciële waarde van de arbeid van de werknemer. Dit betekende een einde aan de uitbuiting van vrouwen en jongeren. Door deze winstverdeling werden lonen niet langer gebaseerd op wat de markt draagt of hoe weinig de arbeidskrachten wilde accepteren.
De Nationaal Socialistische manier
Het idee dat bloeide in het Fascistische Italië werd verder uitgewerkt in het Duitse Nationaal Socialisme. Echter slechts een aspect van deze ontwikkeling zullen we in dit artikel behandelen. Men kan zien dat er in het Italiaanse systeem nog steeds verschillende organisaties waren voor werkgevers en werknemers ondanks dat deze werden verenigd in een corporatie.
De Nationaal Socialisten maakten een compleet einde aan de gespleten personaliteit van de industriële organisatie. Alle vakbonden en werkgevers organisaties werden verenigd in een enkel lichaam: het Arbeidsfront. Deze organisatie heeft waarschijnlijk meer bereikt voor de werkende klasse dan elke andere organisatie in de geschiedenis. Veel van haar prestaties werden bereikt door haar welzijnsuitloper, de “Kracht door Plezier” beweging; echter waren er meer belangrijke facetten in haar werk. Het is veel belasterd maar dat wordt weerlegd door twee mensen die een serieuze studie van de activiteiten van het Arbeidsfront hebben gemaakt, C.W. Guillebaud en David Schoenbaum, welke beide zeker niet als “pro Nazi” kunnen worden omschreven. Guillebaud, een docent economie op de Cambridge University, maakte een studie van de Nationaal Socialistische economie in zijn boek “The economic recovery of Germany, 1933-1938” . Dit is waarschijnlijk een van de meest betrouwbare bronnen die verkrijgbaar is over het onderwerp.
Hij was van mening dat het Arbeidsfront onvermijdelijk leidde tot een groot voordeel voor de arbeider en schreef:
“Veel mensen binnen de Arbeidersklasse ontdekten dat de dunne vinger van het Arbeidsfront dikker is dan de ledematen van de oude vakbonden. De vakbonden konden in ieder geval nog bestreden worden, maar achter het Arbeidsfront staat de almachtige partij. Wie stelt dat het Arbeidsfront een middel van de kapitalistische klasse is om de arbeiders te onderdrukken maakt een complete misconceptie van de eigenlijke situatie.”
Dit is extreem interessant aangezien voorafgaand aan de Nationaal Socialistische overwinning de vakbonden zeer sterk waren in Duitsland. Schoenbaum merkt in zijn naoorlogse anti-Nazi boek, “Hitler’s Social Revolution”, op:
“… Duitsland haar werkende klasse van 1933 behoorde tot een van de best georganiseerde van Europa, het best opgeleid en de sterkste …”
In hetzelfde boek merkt hij op dat het Arbeidsfront:
“… Groeide en floreerde … het was een van de meest krachtige organisaties binnen het Derde Rijk en het was bereid om de strijd aan te gaan met het ministerie van economie en de partij, met een goede kans om te winnen.”
Ten aanzien van de industriële relaties, de wet die toegewezen werd aan het Arbeidsfront, de plicht:
“.. het vinden van het compromis van algemene belangen die overeenkomen met de fundamentele principes van het Nationaal Socialisme en welke het aantal zaken die moeten worden bepaald door de staats autoriteiten moeten minimaliseren …”
Het werd in deze taak bijgestaan door de Vertrouwelijke Raden en had veel succes. Het aantal individuele geschillen dat werd opgelost door de Vertrouwelijke Raad viel van 430.000 in 1929 naar minder dan 175.000 in 1936.
De Arbeidersgemeenschap
Het Arbeidsfront was slechts een deel van de machinerie die de Nationaal Socialistische regering creëerde om industriële harmonie te verwezenlijken. In de “wet voor de organisatie van Duitse arbeid” (1936) werden de grondregels vastgelegd voor het gedrag van individuele bedrijven. Net zoals het Fascistische “Handvest voor Arbeid” was het zeer progressief. Het stelde dat werknemers de details moesten krijgen over de belangrijkste voorwaarden van hun werkgelegenheid. Het stelde eveneens dat men voorafgaande kennisgeving moest geven bij ontslag. Het belangrijkste is echter een ander aspect van deze wet. Artikel 1 van deze wet omschrijft het Nationaal Socialistische denken over industriële relaties:
“Binnen elke onderneming zal de werkgever als leider en zijn loon verdienende werknemers als zijn volgers, samenwerken ter bevordering van de doeleinden van de samenleving en ter voordeel van de natie en de staat in het algemeen.”
Het bedrijf wordt omschreven als een “Arbeidersgemeenschap” dat als een team samenwerkt voor een gemeenschappelijk doel en dus niet als een Romeinse arena waar twee verschillende gladiatoren elkaar tot de dood bevechten. De ondernemer wordt de leider die organiseert en de andere leden van het team inspireert. Deze krijgt de plicht (volgens artikel 2) om in de welvaart van zijn volgers te voorzien en kan op zijn beurt loyaliteit van zijn volgers verwachten als “mede leden van de Arbeidersgemeenschap”.
Hof van Sociale eer
De wet voorzag er ook in dat iedereen die misbruik maakte van zijn positie binnen de Arbeidersgemeenschap hiervoor gestraft werd in een “Ere hof”. Zo konden werkgevers bijvoorbeeld bestraft worden voor uitbuiting van werknemers. Het hof kon waarschuwen, berispen, een boete opleggen of een werkgever van zijn positie als hoofd van de onderneming halen. Schoenbaum archiveert dat in 1935 er 223 veroordelingen waren waarvan er 164 tegen werkgevers waren gericht, 8 tegen deputaten van werkgevers, 33 tegen managend personeel en 18 tegen werknemers.
Latere ontwikkelingen
Verworven belangen en dogmatisme kunnen noodzakelijke veranderingen niet eeuwig tegen houden. Dat is precies wat er gebeurd bij de veranderingen die tegenwoordig doorgevoerd worden onder de banier van “industriële democratie”. Uiteraard zal de term “democratie” nooit gebruikt zijn door de Nationaal Socialisten of Fascisten om hun beleid te beschrijven. “Democratie” werd gezien als een vies woord en werd verantwoordelijk gehouden voor de anarchie en grote ellende waar ze hun land van verlost hadden. In de praktijk waren ze echter meer representatief en wisten zij de positieve aspecten van echte democratie te verbuigen. Veel van de ontwikkelingen binnen Fascistisch Italië en Nationaal Socialistisch Duitsland zijn keer op keer gekopieerd met allerhande verschillende verdraaiingen en verbuigingen.
De geest was duidelijk daar in Fascistisch Italië en Nationaal Socialistisch Duitsland. Echter moeten we ons niet weg laten voeren door de experimenten in die landen ten tijde van hun korte ideologische verwezenlijking. Beide konden geen aanspraak maken op perfectie. Laten wij hen niet beledigen door hun fouten te herhalen. Laten wij niet vervallen in dogmatisme zoals onze vijanden doen. Laten wij ons bezig houden met de tijdloze principes die eruit voortkomen. Door dat te doen zullen we ons politiek gezonde verstand hervinden, alles wat we dan nog nodig hebben is de wilskracht om het toe te passen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten