Het eerste vrijhandelsverdrag dat bijna 60 jaar geleden werd ondertekend door West-Duitsland, was - zoals zoveel andere dingen in het land - een product van de Tweede Wereldoorlog. In 1959 ging het land een vrijhandelsverdrag met Pakistan aan. De Duitse steden waren nog ruïnes en het Duitse kapitaal kon enkel overleven door zich terug te trekken in het Westen van Duitsland. Daarom was het Duitse kapitaal toentertijd niet in staat om haar buitenlandse handel en investeringen veilig te stellen door middel van militaire interventie of historische relaties met andere landen. Als resultaat van de Tweede Wereldoorlog waren de imperialistische machten sterk verzwakt, dat gold zeker voor het Duitse imperialisme. Ongeveer een derde van de wereld was niet langer toegankelijk voor de imperialisten. Socialistische landen lieten geen buitenlandse investeringen toe, noch de vestiging van een handelsrijk. Een groot aantal van deze socialistische landen beschermden zich tegen de imperialistische dreiging door de stichting van de ‘Raad voor wederzijdse economische hulp’ (Comecon).
Als overwinnaar van de oorlog was het Amerikaanse imperialisme in die tijd erg sterk en had het geen wederzijdse afspraken nodig, omdat het kapitaalexport en goedkope toegang tot grondstoffen veilig kon stellen via oorlogshandelingen. Het brak Korea op in twee delen door een militair regime in Zuid-Korea te vestigen en deze vorm te geven naar haar wensen. Een regering die met wetten of andere middelen tegen de belangen van het Amerikaanse imperialisme in ging, werd weggevaagd door een coup. Ook Engeland had geen wederzijdse afspraken nodig, deze was ondanks verzwakking nog steeds een koloniale macht en had het Gemenebest om de belangen van het Britse kapitaal veilig te stellen met landen zoals Australië, Canada en enkele Aziatische landen.
Na haar nederlaag was het Duitse imperialisme echter niet in staat om haar belangen te behartigen via militaire coups (het Duitse leger was net weer in opbouw) of historische instituties. Daarnaast had Duitsland in deze tijd een slecht imago. De Ardenauer regering kon het Duitse kapitaal dan ook enkel helpen door ongebalanceerde verdragen - zogenaamde ‘vrijhandelsverdragen’ - aan te gaan met die landen die niet door de VS of andere machten gecontroleerd werden - een instrument dat eerder al door het Hitler-fascisme werd gebruikt. De eerste van deze verdragen was bilateraal afgesproken met Pakistan, dat pas sinds korte tijd een onafhankelijke natie was geregeerd door een militaire dictatuur. Pakistan had zich terug getrokken van de invloeden van het Britse imperialisme door zich van India af te scheiden. Dit eerste vrijhandelsverdrag zou de wetten van beide landen respecteren bij het afhandelen van eventuele overtredingen van het verdrag. Het werd eveneens sterk beïnvloed door de ideeën van de fascistische diplomatie. De bezettingsovereenkomsten die Hitler sloot met bijvoorbeeld Roemenië schreven het overzien van de rechten van de deelnemende landen toe aan non-gouvernementele organisaties. Eenzelfde constructie werd gebruikt in het verdrag met Pakistan: Naast de wetgeving van de twee deelnemende landen werd er gerefereerd aan een commissie die buiten de wetten van deze staten bestond, om geschillen te beslechten. Deze commissie bevond zich in een derde land en was gesitueerd in Stockholm. Tot op de dag van vandaag is dit eerste vrijhandelsverdrag het sjabloon voor het TTIP. Het werd ook gebruikt als model voor latere vrijhandelsverdragen en investeringsovereenkomsten ondertekend door Duitsland. Het verdrag had geen bijzondere invloed voor de handel of kapitaalexport van West-Duitsland, maar is belangrijk omdat het de eerste keer was dat het Duitse imperialisme invloed verwierf in een zwak Derde Wereldland ten koste van de VS.
Van Vrijhandelsverdrag naar Investeringsverdrag gericht tegen Nationale Bevrijdingsbewegingen
In de jaren ‘60 van de vorige eeuw zagen we een dramatische verschuiving in de balans van machten. Het Duitse imperialisme werd weer sterker en het Duitse kapitaalexport kreeg overwicht op de handel. Vrijhandelsverdragen raakten achterhaald, maar behielden hun naam terwijl zij getransformeerd werden in investeringsverdragen. De bepalende hoofdstukken gingen over de rechten van het Duitse kapitaal in de partnerlanden, Duits bezit moest worden veilig gesteld. Het geïnvesteerde Duitse kapitaal moest beschermd worden door het verdrag, wat betekende dat: onteigening van Duitse fabrieken of Duitse rechten op grondstoffen zoals bv erts verboden was; als er toch nationalisering (onteigening) plaats vond, er compensatie betaald moest worden.
De nationale bevrijdingsbewegingen in Afrika en Arabië maakten een einde aan het oude kolonialisme. De volkeren van Derde Wereld landen verzetten zich tegen de koloniale machten zoals Spanje, Portugal, Nederland, België, Frankrijk en Engeland, enz. die gedwongen werden zich terug te trekken. Oude koloniale grenzen werden afgeschaft en nieuwe staten werden geboren. In deze nieuwe staten werd koloniaal bezit in veel gevallen onteigend en genationaliseerd (zoals in Eritrea en Ethiopië). Het Duitse imperialisme wilde een voetstuk veroveren en de plaats van de oude koloniale machten innemen. Echter, het Duitse kapitaal kon niet machtig worden zonder kapitaalexport, de creatie van fabrieken en het plunderen van natuurlijke grondstoffen. Daarom ondertekende het investeringsverdragen met de landen die door nationale bevrijdingsbewegingen gecreëerd waren. In de jaren ‘60 sloot West-Duitsland investeringsverdragen met voornamelijk Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen. Dit waren feitelijk niets anders dan verdragen tegen bevrijding en revolutie en daarmee dus tegen de onteigening van Duits kapitaal. De zorg van Duitse kapitalisten dat kapitaal investeringen niet lang konden duren uit gevaar voor onteigening was niet gegrond - deze contracten waren noodzakelijk voor het Duitse imperialisme.
Deze bilaterale contracten zorgden echter niet voor genoeg bescherming in die tijd van nationale bevrijding en revolutie. Een regering die het verdrag ondertekend had, was wellicht niet lang aan de macht en haar opvolgers zouden mogelijkerwijs het verdrag niet erkennen. Een grote nachtmerrie voor het Duitse imperialisme! Daarom was het noodzakelijk voor het Duitse kapitaal dat de bilaterale investeringsverdragen de wetten van de deelnemende landen in twijfel zouden trekken, door de stichting van een non-gouvernementeel lichaam en het karakter ervan te veranderen van een arbitrage commissie (zoals in het verdrag met Pakistan) naar een arbitrage gerechtshof. Geheel buiten het internationale recht om, kregen deze arbitrage gerechtshoven veel macht via de verdragen die in de jaren ‘60 getekend werden. Hiermee werd een jurisdictie buiten de natiestaten om gevestigd. Als de investeringsverdragen overtreden werden, hadden deze arbitrage gerechtshoven de macht en invloed om nationale jurisdictie te overstemmen. Alleen al het feit dat deze non-gouvernementele jurisdictie erop gericht was om nationale jurisdictie te beïnvloeden en te ondermijnen, maakte het illegaal volgens het internationale recht.
Vrijhandelsverdragen als bescherming tegen het Socialisme
Vanaf het midden van de jaren ‘70 tot en met de jaren ‘80 verschoof de balans van macht tussen revolutie en imperialisme eens te meer. Deze tijd van desintegratie en vernietiging van voorheen socialistische landen leidde tot het grootste aantal vrijhandels- en investeringsverdragen ooit. In deze tijd was het echter niet enkel Duitsland, maar ook het Amerikaanse imperialisme, en in mindere mate dat van Frankrijk en Engeland, die dit middel gebruikten. Het socialistische bezit werd opgedeeld tussen de bourgeois klassen van de voormalige socialistische landen en de Westerse imperialisten. Verdragen behandelden de verdeling van het volksbezit en de transformatie in gezamenlijke ondernemingen zoals in de Volksrepubliek China. Nieuwe verdragen werden wekelijks afgesloten met voormalige socialistische ondernemingen van Kazachstan tot Rusland. Deze verdragen veranderden het Duitse model: ze werd geïnternationaliseerd terwijl deze werd overgenomen door de VS, Engeland, Frankrijk en andere imperialistische plunderaars.
De verandering van het Duitse model van de vrijhandelsverdragen relateerde specifiek aan de bescherming van de bezitter van het geïnvesteerde kapitaal ten opzichte van de bezitter van het voormalige socialistische bezit. De vernietiging van de Sovjet Unie was het slagveld voor het vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU van vandaag de dag. De contra-revolutie, de nieuwe bourgeoisie, vernietigde de socialistische jurisdictie en creëerde nieuwe staten die zich niet hielden aan het internationaal recht of de tradities van burgerlijke landen. De nieuwe investeringsverdragen werden aangegaan met contra-revolutionaire regeringen, die niet in staat waren om garanties voor de imperialisten vast te leggen in nationale wetgevingen. De institutie van het niet-gouvernementele arbitrage gerechtshof werd daarom verstevigd ten koste van de nationale jurisdictie. Vanaf nu werd het op drie niveaus gegrondvest: Via de ICSID (International Centre for Settlement of Investment Disputes) jurisdictie, dat onderdeel is van de Wereldbank. Een ander gerechtshof wordt georganiseerd door de UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development). Circa tweehonderd landen nemen deel aan een of beide van deze genootschappen. Deze twee instituties zijn echter niet in staat om geschillen te beslechten tussen niet-leden. Het derde niveau van non-gouvernementele jurisdictie bestaat in bilaterale verdragen, welke hun eigen arbitrage gerechtshoven hebben. Deze non-gouvernementele arbitrage gerechtshoven werden in de jaren ‘80 gecreëerd, maar kenden geen machtiging van het internationale recht, noch konden deze nationale jurisdictie overstemmen. Het laatste besluit lag nog steeds bij de jurisdictie van de natiestaat zelf.
In de jaren ‘90 veranderde de situatie rond vrijhandelsverdragen wederom. De voorgaande veertig jaar werd gekenmerkt door het feit dat deze verdragen doorgaans gesloten werden tussen de Derde Wereld en een imperialistische natie. Echter vanaf de jaren ‘90 werden er meer en meer bilaterale verdragen gesloten tussen twee imperialistische staten. Deze verdragen gaven de monopolies macht tegen de staten en hun jurisdictie.
Vrijheid voor de Monopolies om de Staat te vervangen
Sinds 2000 zijn de wereldwijde buitenlandse investeringen verdrievoudigt. Sinds 1990 is het zelfs met factor 12 toegenomen, de totale som van buitenlandse investeringen was maar liefst 26,3 miljard US-Dollar. De Duitse buitenlandse investeringen verdrievoudigden sinds 1990, goed voor zo’n 1,7 miljard Euro. Het Duitse imperialisme, dat de meeste bilaterale verdragen heeft, is gedwongen om haar positie via non-gouvernementele macht veilig te stellen.
Hoe anders kan “het verbod op onteigening zonder compensatie” worden opgelegd aan andere landen? Met Duitse kanonnen, of zolang de kapitalistische vrede nog wat langer voortduurt, met behulp van het sterkste imperialisme, de VS, dat de kant van Duitsland kiest. Daarom dat het Duitse en Amerikaanse imperialisme gedwongen zijn om het TTIP verdrag op te leggen aan alle 28 Europese lidstaten die het Lissabon Verdrag ondertekend hebben. Dit is nieuw in de geschiedenis van de vrijhandelsverdragen. 28 landen die buigen voor een Duits dictaat, om Duitse verdragen met meer dan 100 landen veilig te stellen, om aansprakelijk gesteld te worden als het Duitse imperialisme wordt aangeklaagd vanwege een overtreding van het vrijhandelsverdrag.
Wat voor schade kan het TTIP vrijhandelsverdrag toedienen als het ooit geratificeerd wordt, als haar geheime onderhandelingen al voor de grootste verstoringen in de geschiedenis van deze verdragen gezorgd hebben? Zelfs nu al, zonder TTIP, is er een stormvloed aan rechtszaken ingediend door de monopolies. Sinds 2012 waren er al 514 rechtszaken (geheim voor het publiek), waarvan er 244 afgehandeld werden. De meeste van deze rechtszaken werden ingediend vanuit EU landen, 244 zaken tot 2012. Landen als Argentinië, Venezuela, Ecuador, Bolivia en Mexico zijn aangeklaagd door internationale monopolies met de eis voor miljoenen aan compensaties voor vermeende overtredingen van bilaterale vrijhandels- en investeringsverdragen.
De constructie om vrijhandel en buitenlandse investeringen zonder kanonnen te regelen via verdragen is hoog spel. Het Duitse model van vrijhandelsverdragen moet nu door middel van het Amerikaans imperialisme en 28 EU-lidstaten wereldwijd opgelegd worden via enkel hun politieke en economische macht, terwijl internationaal recht omzeild wordt. Nogal wat landen hebben genoeg van dit soort verdragen, die plunderingen van natuurlijke grondstoffen en staatsfinanciën door buitenlandse investeerders toestaan. Meer en meer landen zeggen bestaande vrijhandelsverdragen op. In oktober 2013 zei Zuid-Afrika haar verdrag met Duitsland op; in mei 2014 schortte Bolivia alle verdragen op en in Australië volgde men dit voorbeeld.
Het is inmiddels wel duidelijk dat de geheime onderhandelingen tussen de VS en de EU in de aanloop naar TTIP, waarbij de meest agressieve monopolies (in tegenstelling tot nationale regeringen) zijn betrokken, weinig opleveren. De paar details die gelekt en publiek geworden zijn, laten zien dat dit verdrag duidelijk een gevaar is voor het burgerlijke parlementarisme en het de nationale soevereiniteit en nationale jurisdictie op sociale en economische vraagstukken ondermijnt. Het verzet tegen dit verdrag groeit met de dag, zowel binnen delen van de bourgeoisie als onder het volk. TTIP zou een doctrine van begrensde immuniteit vestigen, die aan alle deelnemende landen opgelegd wordt. De voorstellen zeggen dat “de immuniteit van de staat wordt gereduceerd tot een functionele immuniteit in het soevereine domein, terwijl de activiteiten van de private sector daar niet langer onder vallen.”
Wanneer een handvol internationale monopolisten van de meest machtige imperialistische landen hun plundertochten voor grondstoffen en hun kapitaal kunnen veilig stellen met het ‘International Centre for the Settlement of Investment Disputes’ (ICSID), terwijl dit niet met nationaal recht getoetst kan worden, maar enkel via een interne ICSID procedure, dan is het voortbestaan van de natiestaat bedreigt. TTIP zal de macht van de grootste monopolies in de wereld doen toenemen en hen toestaan gehele landen en hun jurisdictie te vernietigen. Bedrijven kunnen claimen dat hun fictieve winsten niet gerealiseerd kunnen worden vanwege nationale wetgeving en miljoenen aan compensatie eisen. Het voorstel om fictieve winsten toe te kennen wordt dan behandeld door een instituut dat niet gebonden is aan wat voor jurisdictie dan ook en die toestaat dat monopolies wetten over sociale standaarden, arbeidersrechten, pensioen en gezondheidsstandaarden af kunnen schaffen. Dit is het einde van alle verdragen en het begin van de dictatuur van de monopolies!
Als het TTIP geratificeerd wordt - wat niet zeker is gezien het grote verzet ertegen - kan dit de vonk zijn die de gehele constructie van de vrijhandelsverdragen doet exploderen. Het Duitse imperialisme zal hierbij het hardst getroffen worden en zal dan gedwongen zijn om haar wereldwijde exploitatie van andere landen veilig te stellen door middel van oorlog en militaire interventies. Dit kan mogelijk leiden tot een derde imperialistische wereldoorlog.
Er zal geen ‘ultra-imperialisme’ bestaan. De bourgeoisie is (nog) niet in staat om de grenzen van de natiestaat te breken. De staat zorgt voor het enige betrouwbare instrument tot onderdrukking van het eigen volk en van dat in het buitenland. Als de staat verzwakt, wat de TTIP tot op zekere hoogte zal doen, bevindt de bourgeoisie als klasse zich in groot gevaar. Dit wordt enkel gedaan bij een vrijhandelsverdrag, dat de potentie heeft om een granaat te worden, waarmee de internationale monopolies bedreigt zullen worden. Een storm van verzet door de volkeren van de gehele wereld zal niet falen om de macht van de monopolies te breken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten