maandag 7 november 2016

Chauvenistische oproer over Chinees staal


Op 15 februari organiseerden de vakbonden in collaboratie met de staalbazen een massa demonstratie in Brussel tegen de dumping van Chinees staal. Hiermee eisen zij dat de EU protectionistische maatregelen neemt om zo de Europese staalindustrie te beschermen. Terwijl de kapitalistische bezitters van staalgiganten zoals ArcelorMittal, U.S. Steel, Nucor, ThyssenKrupp, Nippon Steel en Tata Steel de staalarbeiders maximaal uitgeknepen hebben, hebben de  machtige vakbonden zoals USW, IG Metall, British UNITE en GMB, maar bijvoorbeeld ook de Franse vakbondsconfederaties (CGT, CFDT, FO), de handen ineen geslagen met de klassenvijand. Gezamenlijk willen ze de kapitalistische staat ertoe aanzetten om economische maatregelen te nemen tegen China.

   
Ook in Amerika sturen de presidentskandidaten Donald Trump en Hillary Clinton aan op een handelsoorlog met China in hun campagnes. Onder Obama zijn er al torenhoge tarieven geheven op de import van Chinees staal , terwijl de Amerikaanse internationale handelscommissie oproept tot een volledige ban op Chinees staal. Ook Leo Gerard, de voorzitter van de United Steelworkers Union (USW), riep afgelopen lente Washington op om staal uit China 'vogelvrij' te verklaren. Ondertussen legde de USW zich neer bij de eisen van de staalindustrie om lonen te bevriezen, bezuinigingen door te voeren en stakingen te verbieden, terwijl veel staalbedrijven hun deuren sloten en honderden hun banen verloren.  

Net als in Amerika heeft de Europese vakbondsbureaucratie de strijd tegen bezuinigingen ondergraven. De vakbondsbureaucraten roepen samen met de kapitalisten op tot een reactionaire handelsoorlog met China. Zij zeggen de arbeiders te beschermen tegen "oneerlijke concurrentie" en "dumping" op de Europese en Amerikaanse markten. Wat de staalbazen en hun nuttige idioten echter voornamelijk "beschermen" zijn hun monopolies op de winst. De anti-China campagne heeft ook nog een breder politiek doel: namelijk China tot zondebok maken voor de voortschrijdende stagnatie en achteruitgang van de wereldeconomie. De dreigende handelsoorlog is onderdeel van een breder offensief, gebaseerd op militaire dreiging en kapitalistische economische penetratie, wat er op gericht is om het kapitalisme in China te restaureren en het land open te breken voor imperialistische uitbuiting.



De productie van staal is essentieel voor iedere moderne economie en kritiek voor militaire verdediging. China heeft het recht om haar industrie te beschermen tegen kapitalistische competitie en staal te exporteren op de wereldmarkt. De eis van de imperialisten dat China haar staatssubsidies op haar staalindustrie zou moeten prijsgeven, is feitelijk een eis voor complete privatisering, oftewel de omverwerping van gecollectiviseerde eigendomsvormen. De China-bashers creëren een beeld van Chinees staal dat de wereldmarkt zou "overvloeden" om zo de prijzen te drukken en andere producenten weg te concurreren. Feitelijk heeft de wereld nog veel meer staal nodig, zoals een blik op de vervallen infrastructuur in Europa en Amerika, of die van de achterbleven gebieden in de neokoloniale wereld, maar al te duidelijk laten zien. De "overvloed" aan staal op de wereldmarkt is enkel relatief aan de stagnatie en achteruitgang van de kapitalistische economieën als gevolg van de financiële crisis van 2008. Deze recessie en de sluiting van staalbedrijven vandaag de dag zijn het directe gevolg van de anarchie van het kapitalistische winstsysteem. 

Tot voor kort werd bijna al het Chinese staal in China zelf gebruikt. De laatste jaren heeft Beijing geprobeerd om de economie meer richting de binnenlandse consumentenmarkt te sturen. Dat heeft geleid tot het verminderen van de export en infrastructurele projecten, waardoor de binnenlandse vraag naar staal afnam. Als China een kapitalistisch land was dan zou de oplossing rechtdoorzee en bruut zijn: massa ontslagen van staalarbeiders. China is echter bang voor massale arbeidersprotesten en stakingen, daarom is de regering terughoudend om de productie te voorbarig terug te schroeven, dientengevolge verkopen zij hun overschot aan staal op de wereldmarkt. Ondertussen blijven de arbeiders in de Chinese staalbedrijven werken en krijgen zij betaald, terwijl de verliezen en schulden oplopen - iets wat ondenkbaar is in de kapitalistische wereld.     

Gezien het grote productie volume exporteert China momenteel jaarlijks net zoveel staal als de op twee na grootste producent van staal: Japan. Echter China haar export bedraagt slechts 12 % van haar totale productie. Dat is een substantieel kleinere fractie dan bijvoorbeeld Japan en Zuid-Korea (die ongeveer 40 % van hun staalproductie exporteren), of zelfs Brazilië, Turkije en Rusland. De veronderstelde "overvloed" aan Chinees staal in de VS en Europa is feitelijk een relatief bescheiden stroom. Zo komt slechts 4 % van de totale vraag naar staal in de Europese Unie uit China. In de VS is dit nog kleiner, hier bestaat slechts 3 % van de staal import uit Chinees staal. Het grootste deel van de Chinese staalexport gaat naar Azië. Dit komt grotendeels voort uit het beleid van de Chinese overheid om een nieuwe infrastructuur in de regio aan te leggen - een nieuwe zijde-route - om de isolatie door de imperialisten tegen te gaan.   


Het is dus compleet absurd om te stellen dat de teloorgang van bijvoorbeeld de Britse staalindustrie te wijten is aan Chinese import. Toen de Britse staalcorporatie werd geformeerd in 1967 waren er maar liefst 268.500 staalarbeiders in Groot-Brittannië actief. Twee jaar nadat Margaret Thatcher premier werd in 1979, werd de arbeidskracht in de staalsector terug gebracht tot 88.200 staalarbeiders. In 1988 besloot Thatcher de corporatie te verkopen waardoor het aantal staalarbeiders nog verder afnam. Toen de vraag naar staal sterk af nam onder invloed van de bezuinigingen van de daarop volgende regeringen, dreigde Tata Steel, de bezitter van de resten van de Britse staalindustrie, de meeste van haar Britse ondernemingen te sluiten. In Duitsland werden de staalarbeiders eveneens sterk gereduceerd in de jaren '80 en werd het Ruhr gebied gesloopt door fabriekssluitingen en herstructureringen. Dit verlies aan banen werd toen amper aangeklaagd door de vakbondsbureaucratie. Toen de Oost-Duitse arbeidersstaat ten prooi viel aan de contrarevolutie van 1990, begonnen de nieuwe kapitalistische heersers eveneens de staalbedrijven in Oost-Duitsland te sluiten en het aantal staalarbeiders te reduceren.  

Wanneer de Europese en Amerikaanse staalbazen een groter aandeel van de markt willen veroveren door goedkoop in het buitenland te verkopen, dan eisen zij "vrije handel". Wanneer ze daarentegen zelf concurrentie ondervinden van goedkopere producenten, dan roepen zij de sterke arm van de overheid in om hen het voordeel te geven door middel van handelsbeperkingen en subsidies. De dagen dat vrije competitie nog heerste zijn al sinds het begin van de 20ste eeuw, toen het kapitalisme het tijdperk van imperialistisch verval binnen ging, verleden tijd. Decennia eerder toonde Karl Marx al aan dat vrije competitie leidt tot een concentratie van productie, wat op een zeker moment leidt tot een monopolie. Een handvol grote firma's kwamen zo in de positie dat zij de productie en prijzen konden manipuleren om hun eigen winsten te vergroten. In 1916 schreef Lenin dat het monopolie financiënkapitalisme dominant was geworden in de meeste ontwikkelde kapitalistische landen. De grote bedrijven concurreren met elkaar om de markt te domineren en zij die niet kunnen concurreren worden zonder enige wroeging uitgeschakeld. Met de komst van het imperialisme is het financiënkapitaal geconcentreerd in handen van enkele gigantische banken, die een ongekende invloed op de wereldeconomie uitoefenen. Dit wereldwijde financiënkapitaal wordt gedomineerd door de meest ontwikkelde landen, die alle natuurlijke grondstoffen, markten en bronnen van goedkope arbeid wereldwijd willen controleren (het globalisme). Dit leidt tot een oneindige cirkel van neokoloniale oorlogen, conflicten en pogingen om het kapitalisme in China en andere misvormde arbeidersstaten te restaureren. Uiteindelijk, wanneer de economische competitie tussen de imperialistische machten niet langer met vreedzame middelen in stand kan worden gehouden, zal er een imperialistische oorlog op de wereld losgelaten worden - zoals twee keer eerder is gebeurd in de vorige eeuw. Er is geen groter voorbeeld van imperialistisch monopoliekapitalisme dan de staalindustrie. 

In de wereldeconomie die dit kapitalisme heeft voortgebracht is het proletariaat een internationale klasse geworden. Een grensoverschrijdende eenheid en solidariteit tussen arbeiders en tegen hun kapitalistische overheersers is dan ook hard nodig. De opkomst van het imperialisme heeft een tijdperk van kapitalistisch verval, oorlog en revolutie ingewijd. Dat decadente systeem moet weggevaagd worden door een wereldwijde socialistische revolutie. Enkel een wereldwijde implementatie van het socialisme kan de productieve krachten loslaten die nodig zijn om de wereldwijde kapitalistische overheersing neer te slaan, zodat onderdrukking, uitbuiting en klassenverdeling tot het verleden behoren. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten