donderdag 19 september 2013

Volksanarchisme en het Vrije Communisme

Voor de 20ste eeuw stond het woord “communisme” nog niet gelijk aan het Marxisme en het Russische bolsjewisme met haar rigide en autoritaire staats-socialisme. De term is terug te voeren tot de Franse revolutie en vroege revolutionaire theoretici zoals Babeuf Gracchus (1760-1797). “Communisme” stond toen nog voor een terugkeer naar de organische gemeenschap van vrijwillige menselijke relaties. Het idee dat de primitieve mens een lange periode van “oer-communisme” kende, is dan ook niet beperkt tot de geschriften van Karl Marx en Friedrich Engels. Dit idee werd gedeeld door praktisch alle grote klassieke historici van Griekenland tot China en vormt een essentieel onderdeel van de mythologische geschiedenis van bijna alle culturen ter wereld.

Onze verre voorouders die in een samenleving van jager-verzamelaars leefden, konden niets anders dan “communistisch” zijn. Het land kon slechts kleine groepen mensen ondersteunen, die leefden door te nemen wat de natuur hen bood. De verdeling van arbeid was zeer beperkt, de man jaagde en de vrouw verzamelde. Hoewel de een wellicht meer gespecialiseerd was in zijn of haar taak dan de ander, kon geen enkel individu binnen de gemeenschap gespecialiseerd genoeg zijn om op zichzelf te overleven. Men was op elkaar aangewezen en er was sprake van een sterke natuurlijke en organische gemeenschap. Overschot kon slechts beperkt gecumuleerd worden, het overschot aan vlees rotte immers weg voordat het gegeten kon worden. In een dergelijke samenleving kon zich simpelweg geen klassenstructuur ontwikkelen.

Sociale laagvorming binnen de vroege agrarische Germaanse stammen die na het neolithicum ontstonden, was altijd binnen handbereik. De stamleiders of sjamanen waren onderdeel van- en onderworpen aan de gemeenschap. Pas met de opkomst van de grootschalige systematische landbouw, irrigatie en de stedelijke revoluties kwamen de kasten en klassen steeds verder van elkaar af te staan. Binnen het Germaanse stamleven nam de Ásatrú religie de vorm aan van een groepsactiviteit, waar de gehele gemeenschap aan deelnam. Ook hier maakte de groei van grotere steden, religie uiteindelijk tot een ceremoniële cultus waarbij volksgenoten slechts nog toeschouwers waren.

Ondanks dat sinds de eerste neolitische revolutie het dagelijks leven door technologische vooruitgang gigantisch veranderd was, bleef in de agrarische Germaanse gemeenschap “het oer-communisme” nog net zo sterk bestaan als in de jager-verzamelaars samenleving die hen voorging. De klasse structuur en verdeling van de arbeid bleef zeer beperkt en de gemeenschap was nog steeds klein, ondanks dat overschot een verdere specialisering van individuen toe stond. De exploitatie van mens door de staat kreeg pas vorm tijdens de stedelijke revolutie die de agrarische samenleving langzaam maar zeker verdreef; toen steden en landbouw zich over grote gebieden gingen uitstrekken. Samen met de eerste kleine steden verschenen tijdens de vroege Middeleeuwen koningen, priesters en een kaste van handelaren evenals oorlog met georganiseerde legers en grootschalige irrigatie.

Door de opkomst van grootschalige landbouw werden er overschotten gecreëerd, hierdoor ontstond een nieuwe klasse van gespecialiseerde ambachtslieden. In de vroege Middeleeuwen ontstond dan ook al snel een primitieve vorm van syndicalisme, waar ambachtelijke groepen in de volksgemeenschap zichzelf binnen religieuze gilden organiseerden. Uiteindelijk wist een nieuwe klasse van krijgers en priesters deze toenemende specialisatie te benutten, door een rigide klassestructuur te ontwikkelen en de landsman meer te laten werken voor het in stand houden van deze nieuwe dominantiestructuur. Hier ligt dan ook de oosprong van onze hedendaagse vervreemding: men werd gedwongen om onbetaald werk te doen voor een autoriteit die ver weg van het gewone volk stond.

Echter voor de 18de eeuw moest de mens nog samenwerken met zijn omgeving om te kunnen overleven. Met de opkomende industrialisering en wetenschappelijke vooruitgang gingen ondernemers de aarde en mensen, in plaats van als een boerderij, steeds meer als een mijn behandelen, die onbeperkt uitgeput kon worden. Toen de kapitalistische vormen van exploitatie door de vroegere feodale en mercantiele vormen heen braken, namen de tegenstellingen tussen sociale- en economische inhoud nog verder toe. De staat en het kapitalistische systeem gebruikten de voortschrijdende technologische revolutie voor een steeds groter wordende industriele, bestuurlijke en politieke centralisatie ten koste van de traditionele volksgemeenschap met als gevolg een ongekende vervreemding en vereenzaming van de moderne mens.

De moderne wereld wordt doormidden gescheurd door twee tegenstrijdige tendensen; de een richting sociale dood en de ander richting de geboorte van een nieuwe samenleving. Terwijl centralisatie en depersonalisatie toenemen binnen de dominante geglobaliseerde samenleving, de concentratie van kapitaal toeneemt door de opkomst van multinationals en lokaal initiatief wordt vervangen door de centrale (supranationale) staat, wordt het leven steeds onwerkelijker, doellozer en leger. Toch zijn er ook mensen die genoeg hebben van een leven zonder inhoud en over heel de wereld zien we van tijd tot tijd dan ook opstanden tegen de ontmenselijking. Waar de dominante machtsstructuur van het kapitalisme faalt, is de algemene neiging deze met het vrije communisme te vervangen en grijpen mensen terug naar basis initiatief vanuit de gemeenschap.

De crisis van de moderne beschaving is een fenomeen dat voortschrijdt zonder het voordeel van een ideologie. De roep om vrijheid, de neiging naar eigen familie, gemeenschap en volk, evenals het offensief tegen vervreemding, zijn grotendeels rudimentair en sociaal instinctief. Men stelt dat de volksanarchistische revolutie een revolutie zonder theorie en anti-ideologisch is. Feitelijk bestaan de theorie en ideologie echter in een traditie die ouder is dan het kapitalisme zelf, zo oud als de mensheid zelf. Het volksanarchisme bestrijdt de dominante staatsorde niet omdat zij vijandig zou staan ten opzichte van orde, maar omdat zij tegen dominantiestructuren is. Het ziet de organische lokale gemeenschap als een soevereine eenheid die vanaf de basis georganiseerd en bestuurd wordt. Het biedt een antwoord op de vervreemding en ontmenselijking. Het streeft ernaar terug te keren naar de natuurlijke organische gemeenschap van vrijwillige menselijke relaties; terug naar het vrije communisme.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten