Mali lijkt op het eerste gezicht een onwaarschijnlijke plek voor de NAVO machten, dit keer onder leiding van de Franse sociaal-fascistische regering van president Francois Hollande, om een nieuwe “oorlog tegen het terrorisme” uit te roepen. Mali met zijn 12 miljoen inwoners, waarvan 50% analfabeet, bestaat voor het overgrote deel uit woestijn. Toch is dit voorheen onbekende land ineens het middelpunt van de wereldwijde “war on terror”.
Veel mensen hebben terecht een afkeer van de gewelddadige acties van Islamisten in Noord-Mali, waar martelingen, executies en de invoering van een strenge Sharia wetgeving aan de orde van de dag zijn. Dit barbarisme wordt dan ook maar al te graag gebruikt als ideologische munitie voor het Franse leger dat de militaire interventie in de regio aanvoert. Het lijkt er echter op dat dit militaire grondoffensief enkel verder instabiliteit en geweld in de regio zal aanwakkeren.
De omstandigheden in het voorheen vredige Mali begonnen vreemde vormen aan te nemen op 22 Maart 2012. De Malinese “democratische” President Amadou Toumani Touré werd afgezet en verbannen door middel van een militaire coup door de militair leider Amadou Haya Sanogo, een maand voor de verkiezingen. De machtsovername en het installeren van een militaire dictatuur werd gerechtvaardigd met de bedoeling om de orde in het Noorden van Mali te herstellen. Dit als een reactie op het streven van een etnische stam, de Toeareg, om onafhankelijkheid op te eisen. Deze Toeareg rebellen werden in eerste instantie bewapend en gefinancierd door Frankrijk, om in Libië tegen Khadaffi te vechten. Bij terugkeer wilden zij het Noorden van Mali langs de grens van Algerije afscheiden van de rest van het land om daar de Islamitische Sharia wetgeving in te voeren.
Enkele dagen voor de Franse interventie rapporteerden mensenrechtenorganisaties over willekeurige executies en andere mensenrechtenschendingen door het Malinese regeringsleger en door pro-regering milities. Het gebruik van kindsoldaten en het zaaien van terreur was niet enkel voorbehouden aan de Jihadisten, maar werd evengoed bedreven door regeringstroepen. Deze voorbeelden laten maar al te duidelijk zien dat er een duistere kant zit aan deze oorlog die gerechtvaardigd wordt onder het gebruikelijke vaandel van “mensenrechten” en “democratie”. Het is duidelijk dat de “Goeden tegen de Slechten” retoriek van Westerse politici hier duidelijk niet opgaat.
Het door het Westen gesteunde neo-liberale regime dat was doorgevoerd door president Amadou Tounami Touré had vernietigende effecten op het land gehad. De armoede, precariteit en de werkloosheid waren sterk toegenomen. Het Frans kapitaal kreeg de kans om grote aandelen in de Malinese economie te vergaren. Na de coup zetten de Westerse machten alle hulp aan Mali stil uit angst dat de militaire junta aan hun invloedssfeer zou ontsnappen, wat leidde tot een gigantische toename in de ondervoeding, sterfte en ziekte.
De langdurige sociale marginalisatie van Noordelijk Mali en het gebrek aan investeringen en infrastructuur hebben deze gebieden veranderd in een treurige woestenij van wanhoop. Dit heeft geleid tot een sociale catastrofe die de voedingsbodem vormde voor een netwerk van drugsmokkelende criminele bendes, Jihadisten en militia.
Een van deze groepen staat bekend als “Al-Qaeda in de Islamitische Mahgreb” (AQIM), die fuseerde met de “Libische Islamitische Strijdgroep” (LIFG), die onder leiding staat van de Libische Jihadist Abdelhakim Belhaj. Belhaj werd getraind door de CIA als onderdeel van de door de VS gesteunde Moedjahedien in Afghanistan in de jaren ’80 om tegen de toenmalige Communistische overheersing te vechten. De Jihadisten rond Belhaj vormden later een militie van Berbers die in de bergen ten zuid-westen van Tripoli tegen Khadaffi vochten. De LIFG speelde een sleutelrol in de val van Khadaffi en zijn regime en veranderde Libië in het door burgeroorlog geruïneerde land dat het nu is.
Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van de Toearag in 2012 bundelden zij hun krachten met AQIM. Hoewel de coup werd gepleegd onder het mom dat de Malinese regering de rebellie in het Noorden niet wist te onderdrukken, verloor de militaire junta de controle over de regionale hoofdsteden Kidal, Gao en Timboektoe.
Sanago en zijn militaire junta, die zo goed als geen democratische legitimiteit hebben, verzochten hun voormalige koloniale heer Frankrijk om in te grijpen. Dit zorgde ervoor dat de militaire escalatie in Mali aanleiding werd om de imperialistische doelstellingen van Frankrijk te bereiken onder het vaandel van de “war on terror”. Via deze militaire interventie weet Frankrijk de exploitatie van de vele grondstoffen in de regio (uranium, goud en olie) veilig te stellen ten gunste van haar multinationals en financiële instituties.
Enkel een georganiseerde nationale beweging met een sterk sociaal-economisch programma kan tegenwicht bieden aan het fundamentalisme en het imperialisme in de regio. Enkel de onteigening en nationalisatie van grote bedrijven en agrarisch land kan de volkeren van Mali helpen om de macht in eigen handen te nemen en sociale rechtvaardigheid te behalen. De kunstmatige “natie” Mali zal onafhankelijkheid, zelfbeschikking en soevereiniteit moeten toekennen aan alle etnische en culturele minderheden in de regio. De opbouw van een dergelijke massa beweging mag een verre oplossing lijken voor velen, maar het is de enige weg uit deze alsmaar groeiende nachtmerrie. Enkel in de traditie van sociaal-nationalisten zoals Michel Aflaq, Gamal Abdel Nasser, Moammar al-Khaddafi en anderen zal er een oplossing gevonden kunnen worden voor de instabiliteit en de sectarische strijd in Noord-Afrika.
Peter Stormer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten