De Nationaal-Revolutionaire en de Nationaal-Bolsjewistische doctrine kunnen niet los worden gezien van de Franse intellectueel Georges Sorel en zijn grote theoretische invloed op het Socialisme en het Revolutionair Syndicalisme. Hij was een uniek figuur binnen de intellectuele elite van het Frankrijk van eind 19de - begin 20ste eeuw. Vanaf 1907 zocht Sorel naar een nieuwe benadering om tegenstand te bieden tegen de liberale plutocratie door de krachten van zowel de linker- als de rechterzijde van het politieke spectrum, die zich tegen het burgerlijke systeem verzetten, te benaderen. Via verschillende tijdschriften werd Sorel een belangrijke theoretische agitator, hiermee legde hij de basis voor de vroege Nationaal-Bolsjewisten en proto-Fascisten zoals Georges Valois, maar eveneens voor Revolutionair Syndicalisten en Socialisten zoals Edouard Berth. De gigantische invloed van Sorel in Europa werd geprezen door zowel Lenin als Mussolini, die beiden inspiratie vonden in de grote theoretische Socialist. Sorel zou nooit de belangrijke gevolgen van zijn doctrinaire invloed meemaken, in 1922 stierf hij zonder de overwinning van Mussolini in Italië of de creatie van de Sovjet Unie mee te maken.
De theorieën van Sorel vonden een belangrijke voortzetting in de Nationaal-Bolsjewistische tendensen binnen de Weimar republiek van de jaren '20 en '30. Zijn theorie over de algemene staking als strijdmiddel om het bourgeois regime omver te werpen vond hier veel navolging. Dit concept werd dan ook gretig overgenomen door Nationaal-Bolsjewisten zoals Wolffheim en Laufenberg, die de staking van de massa's zagen als een alternatief voor parlementaire actie. Op deze manier wilden zij druk zetten op de burgerlijke Staat zodat deze uiteindelijk definitief plaats zou maken voor de dictatuur van het proletariaat. In de Weimar republiek ontstond het Nationaal-Bolsjewisme uit twee politieke tendensen; een vanuit het Nationalistische kamp en de ander vanuit het Socialistische kamp. Aan de grondslag hiervan lag de frustratie over het schandelijke Dictaat van Versailles dat na WO 1 aan Duitsland en Italië werd opgelegd. De Germanist en Bolsjewist Paul Eltzbacher was een van de eersten die in 1919 in Berlijn een samenhangende doctrinaire manifestatie van het Nationaal-Bolsjewisme aanbood. Zijn ideeën vonden al snel ingang in het Communistische kamp via Karl Radek, functionaris binnen het Komintern en een van de voortrekkers van de Spartacusopstand.
Vanaf 1919 begon het Nationaal-Bolsjewisme zich in Duitsland te manifesteren als een coalitie tussen Nationalisme en Leninistisch-Communisme. Deze stroming werd met name vertegenwoordigd door Heinrich Laufenberg en Friedrich Wolffheim die actief betrokken waren bij de opbouw van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD). Daar hun Nationaal-Bolsjewisme al snel serieuze concurrentie begon te vormen voor de internationalistische tendensen binnen de partij werden beiden in 1920 uit de partij verbannen. Hierop stichtten zij hun eigen dissidente Communistische partij - de Kommunistische Arbeiter-Partei Deutschlands (KAPD) - welke in 1922 op de Komintern gerepresenteerd werd. Hier pleitten Wolffheim en Laufenberg voor de creatie van een Duits rode leger om oorlog uit te roepen tegen de overwinnaars van Versailles. Nadat in 1933 het Hitleristische Nationaal-Socialisme de macht in Duitsland overnam, verdwenen sommige Nationaal-Bolsjewistische structuren binnen het intellectuele kader en politieke apparaat van het Derde rijk. Een van deze structuren was de Deutscher Fichte-Bund uit Hamburg die in de lijn van de KAPD stond en wist te overleven binnen het Derde rijk. Aangevoerd door Heinrich Kessenmaier had deze intellectuele en universitaire beweging vele parallellen binnen Europa. Onder hen bevond zich de Belgische Communist Jean-François Thiriart.
In de jaren '20 en '30 ontwikkelde het Nationaal-Bolsjewisme zich tot een belangrijk onderdeel van het intellectuele panorama van de Weimar republiek. Veel intellectuelen namen op de een of andere manier Nationaal-Bolsjewistische posities in. Een van de meest bekende vertegenwoordigers van het toenmalige Nationaal-Bolsjewisme is Ernst Niekisch. Niekisch ontwikkelde zich vanuit het Duitse Socialistische kamp al snel richting neo-Nationalistische posities via zijn uitgave "Widerstand". Hij oefende tot 1933 een aanzienlijke invloed uit op de Duitse jongerenbewegingen, voormalige Sociaal-Democraten, vakbonden en neo-Nationalisten. Na 1933 werd Niekisch een overtuigde anti-Hitlerist, wat hem uiteindelijk in een concentratiekamp deed belanden. Na de oorlog oefende het Nationaal-Bosjewisme nog grote invloed uit op de formatie van de Duitse Democratische Republiek (DDR).
In de jaren '60 zien we een herleving van het Nationaal-Bolsjewisme via de transnationale organisatie "Jong Europa" van Jean-François Thiriart. Binnen het politieke klimaat en "links - rechts" hokjesdenken van de jaren '60 werd deze organisatie echter al snel, onterecht, geclassificeerd als "extreem-rechts" of "Fascistisch". Echter uit de publicaties en echte geschiedenis van deze organisatie kan men enkel tot een andere conclusie komen. "Jong Europa" was een originele en niet classificeerbare beweging die zich bewoog buiten het "rechtse" en "linkse" conformisme om. De ideeën van deze organisatie leken veel op de posities op politiek-sociaal gebied van de Nationaal-Bolsjewistische syntheses uit de jaren '20 en '30. Jean-François Thiriart, de oprichter en belangrijkste theoreticus van "Jong Europa", structureerde de beweging volgens de principes van de Leninistische organisatorische orthodoxie. De doctrine van de beweging werd beschreven als een "Nationaal-Europees Communitarisme" waarvan het sociale karakter vanaf het begin werd benadrukt. "Jong Europa" pleitte voor een collaboratie van West Europa met de USSR om een geopolitiek blok van Dublin tot Vladivostock te creëren.
Nadat in '64 de anti-Communistische rechtervleugel van de organisatie werd geëlimineerd, legde "Jong Europa" zich toe op twee belangrijke oriëntaties; radicaal anti-Amerikanisme en een progressieve benadering van Nationaal-Communistische posities. Thiriart was ervan overtuigd dat zijn Communitarisme uiteindelijk het Communisme zou overtreffen. In 1965 definieerden zij het Communitarisme dan ook als een "Nationaal-Europees Socialisme" aangevuld met de voorspelling dat "ergens deze eeuw het Communisme, of zij het nu wil of niet, Communitair zou worden." Hier staat de geschiedenis aan zijn kant, want voor de val van het Sovjet blok, leidde de economische correcties die in Hongarije en Roemenië geïntroduceerd werden richting het Communitarisme. Echter in tegenstelling tot zijn Nationaal-Bolsjewistische voorgangers verwierp hij het landelijk Nationalisme en pleitte hij voor een meer pan-Europees Nationalisme gebaseerd op de regionale gemeenschap. Hij zag in de constructie van grote economische geopolitieke blokken de oplossing voor de uitdagingen van zijn tijdperk. Hiermee stond hij in een lijn met Niekisch die een constitutie voorstelde voor een Duits-Slavisch blok. Ondanks verschillende tactische successen viel de organisatie in 1969 uit elkaar, waarna Thiriart zich meer dan 10 jaar terugtrok uit de militante politiek.
Tegenstanders van het Nationaal-Bolsjeswisme leggen vaak onterecht een connectie met het Fascisme en Nationaal-Socialisme. Uiteraard is het noodzakelijk om te erkennen dat er relaties bestaan tussen het Nationaal-Bolsjewisme en de Fascistische en Nationaal-Socialistische doctrines, die allen in het begin van de 20ste eeuw ontstonden. Zowel het Nationaal-Bolsjewistische, Marxistisch-Leninistische gedachtegoed behoren net zoals het Fascisme en Nationaal-Socialisme tot de Socialistische filosofie van de 19de eeuw. Fascisme is onder de invloed van Sorel geboren in het linkse spectrum van de politiek. Het is het resultaat van een revisie van Marx zijn theorie waarin de klassenstrijd werd vervangen door de natie. Fascisme was niet enkel een reactionaire beweging, maar kende eveneens revolutionaire elementen. Een voorbeeld hiervan kunnen we vinden in Spanje, waar voor de burgeroorlog van 1936-1939 de Spaanse Falange nog werd betiteld als het "Bolsjewisme van rechts". Na de burgeroorlog ontnam het reactionaire regime van Franco, de Falange van haar macht en liet zij haar leider José Antonio Primo de Rivera executeren. Van haar revolutionaire en sociale inhoud ontdaan bleven de resten van de Falange bestaan als een excuus voor het reactionaire Franco regime dat voornamelijk steunde op de kerk en het leger.
Echter ondanks deze historische connecties verschillen het Fascisme en Nationaal-Socialisme fundamenteel van het Nationaal-Bolsjewisme. Hoewel allen een alliantie belichamen van een sociale en nationale ideologie, ligt het fundamentele verschil met Nationaal-Bolsjewisme in het Marxistische karakter ervan. Voor Fascistische en Nationaal-Socialistische bewegingen is het Marxisme een rivaal in de weg naar revolutie. Daarom wordt het nodig geacht het Marxisme te neutraliseren en het te bestrijden waardoor het anti-Communisme een belangrijke factor binnen deze doctrines wordt. Echter Nationaal-Bosjewisten beschouwen het Marxisme en Communisme niet als rivalen, maar als bondgenoten die noodzakelijk zullen integreren binnen een unitaire beweging tegen het kapitalistische en bourgeois systeem. Het is dit diepliggende streven naar een Nationaal-Communistische coalitie dat het Nationaal-Bolsjewisme onderscheid. Dit belichaamt de politieke en doctrinaire zoektocht van de Nationaal-Bolsjewisten van zowel de jaren '20, '30, '60 als de Nationaal-Bolsjewisten van vandaag de dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten