zondag 19 februari 2012

Ethisch Socialisme - van Revisionisme tot Fascisme

Begin 20ste eeuw had het Socialisme te kampen met de verschillende moeilijkheden die de strijd tegen het Kapitalisme bood. Uit deze ideologische crisis ontstonden tal van revisionistische stromingen. De twee belangrijkste stromingen legden de grondslag voor de bourgeois Sociaal-Democratie enerzijds en het revolutionaire Fascisme anderzijds. Beide stromingen pleitten voor een radicale verandering van het orthodoxe Marxisme. Dit om zo de patstelling te doorbreken en een politieke verandering te realiseren. Socialistische denkers, zoals Georges Eugene Sorel en Hendrik de Man, werden in de loop der tijd door hun praktijk ervaringen in de arbeidersbeweging overtuigde revisionisten en legden hiermee de intellectuele basis voor het vroege Fascisme. Een van hun belangrijkste kritieken was gericht tegen het schematische karakter van de Marxistische interpretatie van sociale en culturele fenomenen en de ontkenning van de menselijke aard als belangrijkste factor hierin. De theoretische werken van diegenen die deze stroming representeerden, reflecteerden een complete revisie van de filosofische principes van het Marxisme.

De eerste wereldoorlog (1914-1918) leidde tot nieuwe inzichten onder deze revisionisten. De belangrijkste les die de eerste wereldoorlog hen leerde, was dat het proletariaat geen revolutionaire kracht was en dat het Socialisme niet in staat was de wereld te veranderen. Dit omdat het niet de waarheden bevatte waarvoor mensen bereid waren te sterven. Anderzijds moest erkend worden dat miljoenen mensen in deze oorlog niet enkel bereid waren om hun leven te riskeren en te sterven voor hun natie, maar ook om te sterven voor minder belangrijke ideeën. De werkende massa's in Europa waren bereid hun leven te geven voor de autonomie en onschendbaarheid van hun naties en het zelfbestuur van volkeren in plaats van materialistische klassenbelangen. Hieruit trok men twee belangrijke conclusies; Enkel economische omstandigheden zijn niet voldoende om iedere historische ontwikkeling uit te leggen en Socialisme kan niet worden gerealiseerd buiten het raamwerk van politieke Democratie. Men geloofde niet langer dat het Socialisme bereikt kon worden door enkel de klassenbelangen van het industriële proletariaat aan te spreken. Socialisme kon enkel bereikt worden door de bijdrage van belangen en ideeën die door de gehele natie gedeeld werden. Het revisionisme luidde dan ook het einde van de Socialistische utopie in; het einde van de revolutionaire mythe aldus Sorel. Men begon zich in plaats van op de "dode Marx" meer op het levende Socialisme te richtten.

De revisionistische filosofieën trokken niet het belang van Marx binnen de ontwikkeling van sociale wetenschappen of zijn analyse van het Kapitalisme in twijfel. Men richtte de kritiek vooral op de Marxistische conclusies, het economisch determinisme en het wetenschappelijke rationalisme van het Marxistische denken. De revisionisten keerden zich tegen het Marxistische idee dat alle menselijke acties bovenal werden geleid door economische belangen. Het economisch hedonisme dat de basis vormt van Marx zijn conceptie van klasse, klassenbelang en klassenstrijd en zijn determinisme negeert het psychologische proces waarmee economische noodzakelijkheden worden getransformeerd in menselijke doelen. Dit geeft het Marxisme een onethisch karakter. Marx stelt dat het socialisme is ontstaan door de klassenstrijd - dus als een noodzakelijke consequentie van het Kapitalisme - en daarom representeert het geen waarde oordeel. Het Marxisme stelt immers dat Socialisme niet ontstaat omdat het juist is, maar omdat het onvermijdelijk is. Hiermee zijn geen morele argumenten nodig om het Socialisme te rechtvaardigen, enkel oorzaken en gevolgen. De revisionisten stelden hier tegenover dat Socialisme enkel het product van morele besluiten kan zijn. Zij verwierpen het "mechanische" en "automatische" karakter van het Marxisme en stelden er het "organisch" Socialisme voor in de plaats. De Socialistische beweging was gegroeid tot een massabeweging die geleid werd door een klasse van professionals en die gefragmenteerd was in kleine partijen die elk de belangen van hun eigen leden behartigden. Volgens de revisionisten was het de geest van opportunisme die ertoe leidde dat de Socialistische strijd om de instituties te veroveren veranderde in een strijd van de instituties om het Socialisme te veroveren. Marxisme werd gezien als de wegbereider voor opportunistisch reformisme en de adoptie van de bourgeois cultuur, die enkel de belangen van het bureaucratisch conservatisme diende.

De conclusie die volgde was dat de moderne wereld geen hervormde versie van het Socialisme nodig had, maar een geheel nieuw Socialisme. Een Socialisme dat de mens emancipeerde, weg van zijn afhankelijkheid van de technische en economische middelen van bestaan. Een Socialisme dat meer dan enkel anti-Kapitalistisch is en een eeuwige aandrang naar een onpartijdige sociale orde vertegenwoordigde. Deze strijd voor een organisch, eeuwig en ethisch Socialisme was niet enkel een strijd tegen het Marxisme, maar een strijd voor een compleet nieuw Socialisme. Dit leidde tot een Socialisme dat onafhankelijk was van iedere klasse overweging en een aspiratie naar een betere en eerlijkere samenleving belichaamde. De essentiële motivatie voor de arbeidersbeweging was niet langer materialistisch van aard maar werd gevormd door een instinct voor eigenwaarde. De revisionisten stelden dat ideeën gecreëerd worden door de mens in een oneindige variatie van intellectuele, ethische, esthetische en emotionele reacties en niet enkel het resultaat zijn van botsende sociale krachten. Het belichaamt een lot, een passie. De fundamentele noties van het "wetenschappelijke" Socialisme - sociale revolutie, de dictatuur van het proletariaat - zijn enkel mythes en symbolen van geloof, die de fundamenten van politiek vormden: de massa's moeten geloven. Het is genoeg voor het Socialisme om te overleven als het gelooft in haar toekomst.

Binnen de arbeidersbewegingen in Europa (met name de revolutionair Syndicalistische bewegingen), waar deze kritieken - op het determinisme, opportunisme, reformisme, bureaucratisering, bourgeois waarden en utopisch verbalisme - gedeeld werden, vond dit nieuwe Socialisme een steeds groter draagvlak. Niets werd meer gehaat dan politici, partijpolitiek, verkiezingen en parlementaire debatten binnen deze rebelse bewegingen. Georges Eugene Sorel was een van de eerste die trachtte het Socialisme te ontdoen van haar mechanistische, materialistische, hedonistische en deterministische karakter, door te claimen dat de mensheid niet enkel geleid werd door sociale krachten, maar vooruit bewoog in het licht van mythes en beelden. De wortel van al onze actie is immers ons instinct en moreel bewustzijn is een impuls van ons instinct. Anderen voegden hier nog een psychologisch aspect aan toe. De chronische onvrede van de werkende klasse was slechts een aspect van de oorzaken van een sociaal inferioriteitscomplex. Daarom is de essentiële motivatie voor de werkende klasse zelfrespect en niet enkel een zaak van materialistische belangen. Deze ontwikkelingen droegen sterk bij aan de uitkristallisatie van de vroege Fascistische beweging, het was immers de "doctrine van de wil" en "de cult van beweging" die aan de grondslag lagen van de Fascistische ideologie. Deze erkenden het principe van emotie als motiverende kracht en beschouwden het proces van vereenzelving met een ideaal als natuurlijk. Ditzelfde principe werd toegepast op het noodzakelijke verschil tussen de natuurlijke status van de leider en de massa's. Iedere samenleving of organisatie - van wat voor structuur ook - heeft leiders nodig. Binnen een Socialistisch systeem is dat niet anders, ook deze kent een hiërarchie, machtige figuren en natuurlijke ongelijkheden. Het verlangen naar gelijkheid en de noodzaak voor ongelijkheid - geen van beide kan exclusief zijn - conditioneren elkaar. Het streven van de lagere klassen om sociale gelijkheid te realiseren is de essentiële motiverende kracht achter het Socialisme, maar tegelijkertijd heeft elke samenleving een superieure klasse nodig die een voorbeeld kan bieden voor een wenselijke Staat.

Hiermee werd elitarisme een belangrijk aspect van dit revisionisme in het interbellum. Samen met een afkeer van het parlementarisme en de bourgeois samenleving vormden dit de fundamenten voor een nieuwe conceptie van het Socialisme. Hoe meer het Socialisme het idee van de Staat vertegenwoordigde, hoe meer dit het idee van de Natie vertegenwoordigde die belichaamd werd door de Staat. Er is een gedeelde solidariteit tussen werkgevers en werknemers omdat beide van elkaar afhankelijk zijn en het lot van beiden afhangt van het beleid van de Staat. Het pluralisme van belangen in de moderne wereld kon niet langer worden uitgedrukt in termen van de traditionele Marxistische dichotomie. Deze revisie van het Socialisme leidde dan ook tot de fundamenten van de revolutionaire Fascistische doctrine die zich in het interbellum ontwikkelde.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten