Pagina's

woensdag 4 januari 2012

De Nationaal-Revolutionaire beweging in de Weimar Republiek - Deel III

Enkele stromingen van de Nationaal-Bolsjewisten van de Weimar republiek

Ernst Niekisch, een leraar aan de lagere school in Augsburg, ontwikkelde zich in de Weimar republiek van een rechtse sociaal-democraat tot een radicaal Nationaal-Revolutionair, resp. Nationaal-Bolsjewist. Na een intermezzo bij de völkische-nationale “Hofgeismarer Kreis” binnen de SPD, treed hij in 1925 uit de partij. Samen met Augustus Winning richt hij nog in hetzelfde jaar de “Alte sozialdemokratische Partei” (ASP) op. In 1926 begint hij met het uitgeven van het tijdschrift “Widerstand – Blätter für sozialistische und nationalrevolutionäre Politiek”. Winning wordt het jaar daarop mede-uitgever. Nadat Niekisch in 1928 naar Berlijn verhuisd en daar de “Widerstand-Verlag” opricht, verschijnt het blad met de toevoeging “Zeitschrift für nationalrevolutionaire Politik”. Gedurende deze tijd ontwikkelt zich een hechte vriendschap met Ernst Jünger en diens broer Friedrich Georg, die beide actief aan “Widerstand” meewerken (tot aan het verbod in 1934).

De grootste respons vond “Widerstand” bij het nationalistische gedeelte van de intelligentsia, in de kringen van de Bündische jeugd en vooral bij de Wehrverbände (paramilitaire organisaties), zoals de Bund Oberland en de Jungdeutsche Orde.De Bund Oberland beschikte over ca. 12.000 man, met zwaartepunten in Franken, Beieren en Oostenrijk. Na het bloedige neerslaan van de radenbeweging ontwikkelde Oberland zich tot een soortement centrale voor nationalistische kadervorming en kon het rekenen op grote toeloop uit de jeugdbeweging, waar de Bund het tijdschrift “Das Dritte Reich” verspreidde (de hoofdredacteur van het “Dritte Reich”, Dr. Sondermann, werd in de loop der tijd een nauwe medewerker van Niekisch).

Niekisch onderhield goede betrekkingen tot alle grote Wehrverbände: In oktober 1928 gelukte het hem om de leiders van de Jungdeutsche Orde, de Wehrwolf, de Stahlhelm en de Bund Oberland bijeen te brengen om een “eenheidsfront” van de Wehrverbände te formeren. Ook bezat hij uitstekende contacten in kringen van de Reichswehr. Zo ongeveer vanaf 1929 had Niekisch zijn Nationaal-Bolsjewistische zienswijze volledig ontwikkeld. In de loop van 1930 vormden zich in tal van steden zogeheten “Widerstandskreise”, waar rondom heen zo'n 4000 personen zich groepeerden, zich oriënterend op het door Niekisch uitgegeven periodiek. De activisten stamden voornamelijk uit kringen rond Oberland en uit het universiteitsmilieu.

Niekisch deed herhaaldelijk pogingen om samen met de KPD tot een gemeenschappelijk politiek front te komen, in het bijzonder na de Programmatische Verklaring van het Centraal Comité van de KPD in 1930. Echter, met weinig resultaat. Tegen het Young-plan *** slaagde Niekisch erin om een alliantie van 32 nationale jeugdorganisaties te formeren, waaronder Deutsche Hochschulring, Jungstahlhelm, Hitlerjugend, Wehrwolf en Verein Deutscher Studenten alsmede tal van Bündische organisaties (1929/1930). Na de Machtübernahme in 1933 kon “Widerstand” nog tot eind 1934 verschijnen, de “Widerstandskreise” nog tot 1937 standhouden, toen werden Niekisch en nog 70 anderen gearresteerd. In 1939 volgde Niekisch's veroordeling tot levenslange gevangenisstraf wegens vermeend “hoogverraad” en “streven naar de heroprichting van politieke partijen”. Bij zijn bevrijding door het Rode Leger in 1945 is hij bijna blind en aan een kant verlamd. Na de oorlog brengt hij het tot gedeputeerde van de Volkskammer van de DDR. In 1953 verhuist hij naar Berlijn (W.), waar hij in 1967 overlijdt.

Afgezien van Niekisch waren de meeste Nationaal-Bolsjewisten in de eindfase van de Weimar republiek afkomstig uit de Bündische jeugdbeweging. Dit was ook het geval met de Berlijnse “Gruppe sozialrevolutionärer Nationalisten” (GSRN) rondom Karl Otto Paetel, die in 1930 werd opgericht. Haar vanaf 1931 verschijnende periodiek “Sozialistische Nation” droeg een tijdlang de toevoeging “Nationalbolschewistische Blätter”.

Paetel, die ook had deelgenomen aan de oprichting van de ASP o.l.v. Winning en Niekisch, publiceerde voordien al regelmatig in de “Nationalsozialistische Briefe”, een door Gregor Strasser uitgegeven discussie orgaan binnen de NSDAP. De GSRN werkte aanvankelijk enige tijd samen met de “Kampfgemeinschaft revolutionärer Nationalsozialisten” (KGRN) o.l.v. Otto Strasser. Deze was (in tegenstelling tot zijn broer Gregor) al in 1930 uit de NSDAP gestapt. Spoedig kwam het evenwel tot een breuk met Strasser, aangezien de GSRN – in tegenstelling tot Strasser's idee van “49% Staatsbezit” met betrekking tot de grote industrie – vasthield aan een “socialisering zonder compromissen”. De GSRN propageerde de klassenstrijd en stelde zich de “autarkie van de socialistische economische zone Rusland-Duitsland” ten doel. De GSRN streefde naar een samengaan met de KPD: Schouder aan schouder diende men samen met de proletarische kracht op te trekken en in dit huwelijk völkische substantie in te brengen. In 1932 ondersteunde men met alle kracht de verkiezingscampagne van KPD-presidentskanidaat Ernst Thälmann. Het aanbod van de zijde van de GSRN om tot een bondgenootschap te komen, stootte bij de KPD evenwel op de nodige scepsis.

Eind januari 1933 lanceerde Paetel zijn National-Bolschewistische Manifest, dat uitmondde in de oproep tot oprichting van een “Nationaal-Bolsjewistische politieke partij” met aan het hoofd Ernst Niekisch en de leider van de “landvolk”-beweging Claus Heim (KPD). De Gestapo nam het Manifest in februari 1933 in beslag. Paetel kreeg een beroeps- en publicatieverbod opgelegd. In 1939 werd hij (bij verstek) ter dood veroordeeld, hij slaagde er echter in bijtijds te emigreren.

Nog weer een andere Nationaal-Bolsjewistische tendens in de eindfase van 'Weimar' groepeerde zich rond het tijdschrift “Gegner”, dat werd uitgegeven vanaf 1932 door Harro Schulze-Boysen, een vriend van Paetel. De lezerskring bestond voor het overgrote deel uit studenten, met name in Berlijn. In een reeks van steden formeerden zich zogeheten “Gegner-Leeskringen” waarvan alleen al in Berlijn er vier bestonden.

“De wereldbeschouwing van “Gegner” was in essentie een typische vermenging van neo-nationalisme en “Jugendbewegter” ideologie. Men streefde naar “furchtlosem Einsatz” en benadrukte hierbij het “onverwaardelijke Schulze-Boysen”. Het Hitlerisme werd als verachtelijk opportunisme onderscheiden van het waarachtig nationalisme”. (Louis Dupeux)

Evenals Niekisch e.a. Propageerde men een “Querfront”, een “nieuw front van de jonge generatie”. Begrippen als “links” en “rechts” waren in deze samenhang achterhaald. Zo liet Gegner ook herhaaldelijk Communisten aan het woord. Het doel was de vorming van een “derde Pruisen”. Vijandschap tegenover de burgerlijke democratie en elitair voorhoede denken kenmerkte evenzeer de ideologie van de “Gegner kreis”.

“Het geloof in de meerderheid is naar mogelijkheid vervangen door het inzicht, dat slechts een tot het uiterste gedisciplineerde en intern gesloten minderheid de beslissing kan forceren”. (Gegner d.d. 5 april 1932)

In de laatste uitgave van Gegner, deze verscheen op 20 april 1933, werd het Hitler-regiem vanuit een zo te zeggen “rechts” gezichtspunt aangevallen. Het regiem was nog te zeer verbonden met de reactie, daarom diende de nationale revolutie met alle kracht te worden voortgezet. Daarop werden Schulze-Boysen en ettelijke geestverwanten op 26 april door de SS gearresteerd en zwaar mishandeld. Één van Schulze-Boysen's strijdmakkers, Henry Erlanger, wordt voor zijn ogen door de SS'ers doodgeslagen. Vanwege de goede connecties van zijn ouders met hoge Nationaal-Socialistische functionarissen komt Schulze-Boysen na vijf dagen weer op vrije voeten. Wat blijft is zijn haat jegens het Hitler-regiem.

Omstreeks 1936 begint hij met het opbouwen van een ondergronds netwerk, dat vanaf 1939 werkzaam is voor de Sovjet-Russische militaire inlichtingendienst en één van de meest efficiënte verzetsorganisatie tegen het Hitler-regiem zal worden, de “Rote Kapelle”. In 1942 werden de meeste leden van de Berlijnse groep van de “Rote Kapelle” gearresteerd, Harro Schulze-Boysen zelf wordt eind december 1942 geëxecuteerd.

*** Young-plan
Met dit plan legden de overwinnaars van de Wereldoorlog (de Entente-mogendheden)
in 1930 in Den Haag de definitieve regeling van de herstelbetaling (Reparationen)
door het Reich vast.

Met dank aan NSA/ANS


Geen opmerkingen:

Een reactie posten