Pagina's

maandag 25 juli 2011

Het leven en de dood van mijn vader Rudolf HessIII

De strijd van een zoon voor de eer van zijn vader


Het leven en de dood van mijn vader, Rudolf Hess


Wolf Rudiger Hess 


Neurenberg



Na september 1941 was Rudolf Hess volledig geïsoleerd. Op 25 juni 1942 werd hij verplaatst naar Abergavenny in het zuiden van Wales waar hij gevangen werd gehouden tot hij overgevlogen werd naar Neurenberg op 8 oktober 1945, om terecht te staan als een “enorme oorlogsmisdadiger” en als tweede verdachte in het zogenaamde “Internationale Militaire Tribunaal.”


Ik zal niet te veel op details ingaan betreffende dit beschamende overwinnaars proces op de overwonnenen behalve dat ik wil melden dat zelfs de geallieerde rechters van het Tribunaal Rudolf wel vrij moesten spreken van de aanklachten, “oorlogsmisdaden” en “misdaden tegen de mensheid” maar oordeelden dat – de enige man die zijn leven geriskeerd had om vrede te verzekeren - schuldig was aan “misdaden tegen de vrede” en op die basis veroordeelden ze hem tot levenslang! De behandeling van Hess door de rechtbank alleen al is meer dan genoeg reden om het Neurenberg  Tribunaal af te schrijven als een wraakzuchtige onwettige overwinnaars rechtbank die zich enkel voordoet als een authentiek forum voor gerechtigheid.


Spandau gevangenis



Samen met nog zes andere medegedaagden van Neurenberg werd Rudolf op 18 juli 1947 verplaatst naar het grimmige fort in het Spandau district van Berlijn dat aangewezen was als geallieerde militaire gevangenis.
De regels waaronder de zeven gevangenen gehouden werden, waren zo meedogenloos dat zelfs de Franse gevangenis kapelaan, Casalis, in 1948 protesteerde tegen de verschrikkelijke behandeling. Hij beschreef Spandau als een plaats van mentale marteling. In oktober 1952 na twee jaar van langdurige discussie tussen de bezettende machten, stemden de Sovjets ermee in om “speciale privileges” toe te kennen: Één 30 minuten durend bezoek per maand. Één brief per week van niet meer dan 1300 woorden. Medische verzorging in de gevangenis. En in het geval van overlijden, teraardestelling van de as in de gevangenis in plaats van verstrooiing in de wind.


Na de vrijlating van Albert Speer en Baldur von Schirach op 1 oktober 1966 was Rudolf Hess de enige overgeblevene gevangene. Meer dan twintig jaar lang was Rudolf hess de enige gevangene in een gevangenis voor ongeveer zeshonderd gevangenen.


Na een verdere herziening van de regels in de vroege jaren 70 werd het één lid van de familie toegestaan om de gevangene één uur per maand te bezoeken. Het was de gevangene nu ook toegestaan om vier boeken per maand te ontvangen. Echter bleven de bezoeken, brieven en boeken strikt gecensureerd. Geen enkele referentie naar de gebeurtenissen van de periode 1933 tot 1945 was toegestaan. Geen enkele vermelding van de veroordeling door het tribunaal of enige gerelateerde zaken was toegestaan. Familiebezoeken werden gecontroleerd door elk van de vier machten evenals op zijn minst twee bewakers. Geen fysiek contact – zelfs niet het geven van een hand - was toegestaan. De bezoeken vonden plaats in een speciale bezoek kamer die een tussenschot had met een open “raam.”


Het was Rudolf Hess toegestaan om vier dagelijkse kranten te ontvangen en vanaf midden jaren 70 was het hem toegestaan om tv te kijken. Echter de kranten en de televisie werden gecensureerd volgens de bovengenoemde regels. Het was Rudolf Hess niet toegestaan om enige nieuwsuitzendingen te zien.
Gedurende vele jaren weigerde Rudolf Hess de familiebezoeken omdat hij vond dat door de omstandigheden waaronder zulke bezoeken werden toegestaan ze een belediging voor zijn eer en waardigheid waren, ook vond hij ze op die manier meer pijnlijk dan plezierig. Hij veranderde van gedachte in november 1969, omdat hij ernstig ziek werd en moest vechten om te blijven leven. Onder deze omstandigheden, en vanwege nieuwe regels omtrent bezoeken, stond hij het toe dat zijn vrouw Ilse en zijn zoon Wolf hem bezochten in het Engelse militaire ziekenhuis in Berlijn. Op 24 december 1969 bezochten zijn vrouw en zoon hem dus voor de eerste keer sinds de kindertijd van Wolf. Dit was de enige keer dat het hem was toegestaan om twee mensen tegelijk te ontvangen. 






Na terugkeer in de geallieerde militaire gevangenis in Spandau stond hij verdere bezoeken toe. In de daarop volgende jaren bezocht zijn familie hem 232 keer in totaal. Alleen de dichtst verwante familieleden mochten bezoeken: zijn vrouw, zijn zus, zijn nicht, zijn neefje, zijn vrouw en zijn zoon. Het was verboden om een hand of een knuffel te geven. Cadeautjes waren ook verboden, zelfs op verjaardagen of voor kerst.


De advocaat van Hess, gepensioneerd Bavarisch staats minister Dr. Alfred Seidl, mocht hem maar zes keer bezoeken gedurende de gehele veertig jarige periode van juli 1947 tot augustus 1987. Dr. Seidl stond ook onder strikte censuur regelgeving: Voor ieder bezoek werd hij gewaarschuwd dat hij het niet met zijn client mocht hebben over diens proces, de redenen van zijn gevangenschap of de pogingen die werden ondernomen om hem vrij te krijgen. De bezettende geallieerde overheden hadden altijd geweigerd om de kosten voor de gevangenis op te brengen. Na 1 oktober 1966, toen Rudolf als enige gevangene van Spandau overbleef, gaf de Duitse overheid ongeveer 40 miljoen Duitse Mark uit om de gevangenis te bekostigen. Dit bedrag bevatte ook de salarissen van het personeel voor meer dan honderd mensen om de gevangenis te runnen en bewaken voor één oude man.



De Sovjets


In 1986 bevatte de Sovjet politiek richting het Westen duidelijke tekenen van toenadering en detente. In tegenstelling tot zo veel eerdere mislukkingen besloot Wolf om te handelen naar een tip die hij kreeg in december 1986 vanuit het oosten om de Sovjets direct te benaderen om met hun te spreken over de vrijlating van Rudolf.


In januari 1987 schreef Wolf een brief aan de Sovjet ambassade in Berlijn. Voor de eerste keer in twintig jaar kreeg hij een reactie terug. Functionarissen daar adviseerden hem om de Sovjet ambassade in Berlijn te bezoeken om een gedetailleerde discussie te voeren met een Sovjet vertegenwoordiger over de situatie van Rudolf. Ze kwamen uiteindelijk overeen om op 31 maart 1987 een gesprek te hebben om 14:00 uur. Zoals het ambassade personeel zeker wel wist zou dit op dezelfde dag zijn als het eerstvolgende bezoek van Wolf aan Rudolf.


Die ochtend bezocht hij zijn vader in de Spandau gevangenis voor de laatste keer. Wolf was van mening dat zijn vader mentaal alert, vrij gezond maar fysiek behoorlijk zwak was. Rudolf kon alleen maar lopen met behulp van een wandelstok aan de ene zijde en de hulp van een bewaker aan de andere zijde. Met zijn voeten op een stoel gaan zitten was een vervelende procedure wat hij niet kon zonder hulp. Ondanks dat Wolf de temperatuur in de bezoekkamer vrij normaal vond, had Rudolf het koud en vroeg hij om zijn jas en een extra deken.


Rudolf begon het gesprek met interessant nieuws, waarvan hij vroeg aan Wolf om de details op te schrijven: Hij had een nieuw verzoek gestuurd aan de staatshoofden van de vier bezettende machten om vrijlating te vragen na 46 jaar gevangenisstraf. Wolf was vooral geraakt door een ding. Rudolf vertelde hem dat hij uitdrukkelijk aan het Sovjet staatshoofd had gevraagd om zijn verzoek te steunen richting de drie andere bezettende machten. Wolf vroeg hem of hij dat goed begreep waarop Rudolf knikte. Rudolf wist dus –overduidelijk van de Russen zelf- dat ze erover dachten om hem zijn vrijheid te gunnen.


Na hun gesprek reed Wolf direct van de Spandau gevangenis naar het Sovjet consulaat. Ambassade adviseur Grinin, de ambtenaar met wie hij daar sprak, begon het gesprek met het uitleggen dat het niet de Sovjet ambassade in Bonn was maar eerder de ambassade in oost Berlijn die verantwoordelijk was voor alle Sovjet rechten en verantwoordelijkheden in west Berlijn. Een van deze verantwoordelijkheden was, zoals hij zei – en zijn woorden verdienen het om letterlijk herhaald te worden - de “onaangename erfenis van Spandau.” Iedereen die een zelfde erfenis hadden gekregen zoals de “geallieerde militaire gevangenis” op Duits grondgebied zoals de Sovjet Unie had gekregen na de oorlog, zoals Grinin zei, zou er toch zeker vanaf willen.
Wolf verwachtte niet dat er iets sensationeels zou komen uit het gesprek. Het was van beide kanten uit een verkennend gesprek en hij geloofde dat het voor beide zijden een positieve uitkomst had. Het werd Wolf tijdens het gesprek ook duidelijk dat er in Moskou verschillende meningen waren over hoe om te gaan met de “zaak Rudolf Hess.” Diegenen die sympathie hadden voor Hess, onder leiding van secretaris generaal Gorbatsjov, waren duidelijk aan de winnende hand.


Deze evaluatie werd een korte tijd later bevestigd in een rapport dat gepubliceerd werd in het Duitse nieuws blad Der Spiegel (13 april 1987). Dit artikel, dat verscheen onder de kop “Gaat Gorbatsjov Hess vrij laten?,” berichtte over een verandering in de houding van de Sovjet partij leider omtrent de “zaak Hess.” Gorbatsjov zoals het bericht stelde had de mening dat:


De vrijlating van de laatste Spandau gevangene zou een handeling zijn “die wereldwijd geaccepteerd zou worden als een daad van menselijkheid,” en die “ook verantwoord zou kunnen worden richting het Sovjet volk.” In dit geval vermeldde het wekelijkse nieuws dat het opkomende bezoek van federaal Duits President Weizsäcker aan Moskou was gepland voor het midden van mei.


Ook op 13 april 1987 schreef een anonieme Duitse burger een brief omtrent de zaak Hess naar de Duitstalige dienst van Radio Moskou. De antwoordbrief, gedateerd 21 juni 1987, verklaarde: “Zoals gehoopt kan worden door de meest recente verklaringen van ons staatshoofd, M. Gorbatsjov, zal uw jarenlange pogingen voor het vrijlaten van de oorlogsmisdadiger R. Hess binnenkort succesvol zijn.” Het kan met enige zekerheid aangenomen worden dat een dergelijke brief van Radio Moskou niet geschreven had kunnen worden zonder toestemming van bovenaf.


Deze drie gebeurtenissen – het gesprek van Wolf op het Sovjet consulaat in west Berlijn op 31 maart 1987, de rapportage in Der Spiegel op 13 april 1987 en de reactie van Radio Moskou op 21 juni 1987- laten ondubbelzinnig zien dat de Sovjet Unie, onder het leiderschap van secretaris generaal Gorbatsjov, van plan was Rudolf Hess vrij te laten. Deze vrijlating zou niet alleen volkomen overeen komen met de verzoenende politiek van Gorbatsjov, het zou ook een essentieel onderdeel vormen van een overeenkomst omtrent de laatste onopgeloste consequenties van de tweede wereldoorlog, zonder welke de hereniging van Duitsland en van Berlijn niet mogelijk zou zijn.


Dood door zelfmoord?



Als de westerse bezettende machten niet al op de hoogte waren van de intenties van Gorbatsjov, dan waren ze dat zeker wel na de publicatie van het artikel in Der Spiegel in april. Dit zal zonder twijfel alarmbellen hebben doen rinkelen in Engeland en de Verenigde Staten, zeker gezien deze nieuwe zet van de Sovjet Unie het laatste legale obstakel voor de vrijheid van Rudolf weg zou halen. Gedurende vele jaren hadden de Britse, Amerikaanse en Franse overheden gezegd dat ze bereid waren akkoord te gaan met de vrijlating van Hess, maar dat het steeds het veto van de Sovjet Unie was die het tegen hield. Het nieuwe initiatief van Gorbatsjov bedreigde de bluf van de Amerikanen en Britten.


De autoriteiten in Londen en Washington zouden een of andere nieuwe permanente manier moeten vinden om Hess zijn vrijheid te ontzeggen en hem er van te weerhouden om openlijk te spreken. Op maandag 17 augustus 1987 informeerde een journalist Wolf in zijn kantoor van het feit dat zijn vader stervende was. Later toen hij thuis was kreeg hij een telefoontje, om 18:35, van meneer Darold W. Keane, de Amerikaanse directeur van de Spandau gevangenis, die Wolf officieel vertelde dat zijn vader overleden was. In de officiële notificatie, die in het Engels opgesteld was, stond: “Ik ben geautoriseerd om u mede te delen dat uw vader vandaag overleden is om 16:10. Ik ben niet geautoriseerd om u verdere details te geven.”

De volgende morgen nam Wolf direct een vliegtuig naar Berlijn, vergezeld door Dr. Seidl. Toen Wolf arriveerde bij de gevangenis had er zich een vrij grote groep mensen verzameld bij de ingang. De Berlijnse politie blokkeerde de ingang en Wolf en Dr. Seidl waren verplicht om zichzelf te identificeren alvorens ze zich richting de groen geverfde ijzeren poort mochten begeven. Na aangebeld te hebben vroeg Wolf of hij de Amerikaanse directeur kon spreken, meneer Keane. Na geruime tijd verscheen meneer Keane eindelijk zeer nerveus en onzeker ogend. Hij vertelde hen dat ze het gevangenis complex niet mochten betreden en dat ze het dode lichaam van Rudolf niet mochten zien. Hij vertelde hen ook dat hij niet in de mogelijkheid was hen ook maar van enige verdere informatie omtrent de dood van Rudolf kon voorzien. Een nieuw rapport met details omtrent de dood van Rudolf zou schijnbaar voorbereid worden en openbaar gemaakt worden om ongeveer 16:00. 


Nadat Wolf en Dr. Seidl het adres en telefoonnummer van het Berlijnse hotel waar ze zouden wachten op verder nieuws aan meneer Keane hadden gegeven liet hij hen voor de poort staan.
Het lang verwachte telefoontje naar het hotel kwam eindelijk om ongeveer 17:30. Keane zei: Ik zal u nu het rapport voorlezen dat we direct hierna openbaar zullen maken aan de pers. Het stelt: “Eerste onderzoek wijst uit dat Rudolf Hess heeft geprobeerd om zijn eigen leven te nemen. In de middag van 17 augustus 1987, onder het toezicht van een gevangenisbewaker, is Hess naar een zomerhuis gegaan in de gevangenistuin, waar hij altijd ging zitten. Toen de bewaker enige minuten later een kijkje nam in het zomerhuisje, vond hij Hess met een elektriciteitsdraad om zijn nek. Pogingen werden ondernomen om Hess te reanimeren en hij werd naar het Brits Militaire Ziekenhuis gebracht. Na verdere pogingen om Hess te reanimeren werd hij om 16:10 dood verklaard. De vraag of  deze zelfmoordpoging de oorzaak van zijn dood was, is het onderwerp van een onderzoek, inclusief een uitgebreide autopsie, dat momenteel gaande is.



Hess was een fragiele 93 jaar oude man die geen kracht meer in zijn handen had, die zich amper van zijn cel naar de tuin kon slepen. Hoe had hij zichzelf op deze manier om het leven kunnen brengen? Heeft hij zichzelf opgehangen met het draad aan een haak of aan de klink van een raam? Of heeft hij zichzelf verstikt? Diegenen verantwoordelijk voor zijn dood zijn gaven nou niet meteen een duidelijk gedetailleerde verklaring omtrent dit onderwerp. De familie Hess moesten een volle maand wachten alvorens ze een officieel statement zouden krijgen over de omstandigheden die geleid hadden tot de dood van Hess. Het werd door de geallieerden gepubliceerd op 17 september 1987 en stelt het volgende:


1. De Vier Machten zijn nu in de positie om een slotverklaring te geven over de dood van Rudolf Hess.
2. Onderzoek heeft bevestigd dat op 17 augustus Rudolf Hess zichzelf opgehangen heeft aan een klink van een raam in een klein zomerhuisje in de gevangenistuin, daarbij gebruik makend van een elektriciteitsdraad die al enige tijd in het zomerhuisje lag voor het gebruik in connectie met een leeslamp. Pogingen werden ondernomen om hem te reanimeren en hij werd haastig naar het Britse Militaire Ziekenhuis gebracht alwaar, na verdere niet succesvolle pogingen om hem te reanimeren, hij dood werd verklaard om 16:10.
3. Een briefje geadresseerd aan de familie van Hess werd in zijn zak gevonden. Dit briefje was geschreven op de achterkant van een brief van zijn schoondochter gedateerd 20 juli 1987. Het begon met de woorden: “Geschreven een paar minuten voor mijn dood.” De senior documenten onderzoeker van het laboratorium van de Britse overheid, meneer Beard, heeft dit briefje onderzocht en geconcludeerd dat hij geen reden tot twijfel zag dat het geschreven was door Rudolf Hess.
4. Een volledige autopsie werd op het lichaam van Hess uitgevoerd op 18 augustus in het Britse Militaire Ziekenhuis door Dr. Malcolm Cameron. De autopsie werd uitgevoerd in het bijzijn van medische vertegenwoordigers van de vier machten. Het rapport merkte op dat er een lineaire markering aan de linkerzijde van zijn nek zat die overeenkwam met een afbinding. Dr. Cameron stelde dat in zijn optiek de oorzaak van de dood van Hess verstikking was, veroorzaakt door samendrukking van de nek door middel van ophanging.
5. De onderzoekers bevestigden dat de routine gevolgd door het personeel op de dag van de zelfmoord van Hess hetzelfde was als de normale gang van zaken. Hess had al eerder in 1977 geprobeerd zijn polsen door te snijden met een tafelmes. Onmiddellijk na dit incident werden er bewakers in zijn cel geplaatst en werd hij 24 uur per dag geobserveerd. Dit werd niet verlengd na enkele maanden omdat het onuitvoerbaar, onnodig en een ongepaste inbreuk op de privacy van Hess was.


Het rapport van de autopsie uitgevoerd door de Britse patholoog Dr. Cameron op 19 augustus werd later openbaar gemaakt aan de familie. Concluderend dat de dood van Hess er niet een met een natuurlijke oorzaak was, kwam het overeen met punt 5 van het officiële geallieerde eindrapport.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten