Collega’s bij de Audi-fabriek in Györ (West-Hongarije) hebben op 30 januari jl., d.m.v. een week lang durende staking, een monster zege van onder meer 18% (!) loonsverhoging behaald. Dit alles naar het voorbeeld van hun Slowaakse en Tsjechische collega’s in de auto-industrie. Die eerste verdiende doorsnee al 28%(!) meer t.o.v. de Hongaren, en de collega’s werkzaam zijn bij Škoda Tsjechië hadden in april vorig jaar een loonsverhoging van 12% en eenmalige uitkering van €2600 p.p. (van de in totaal 25.000 personeel) af weten te dwingen. Eind maart loopt hun cao af en zullen er weer nieuwe onderhandelingen plaats vinden...
Na de val v.h. Oostblok begonnen deze landen als ,,de verlengde werkbank v.h. Westen" te gelden. Zo dus ook voor de Audi-kapitalisten, die miljarden in de productie in Hongarije heeft gestoken en daar een van zijn grootste werkplaatsen heeft. Maar met steeds meer hoogwaardige werkzaamheden stijgt ook de kwaliteit en inspraak v.d. arbeiders, en dat drijft weer de kosten omhoog en beïnvloed de investeringen, wat weer de winsten op het spel zet. Hongarije is voor de Duitse auto-industrie (en voor productie in het algemeen) altijd al een gunstige “werkplek” voor het Westen geweest, dit omdat de lonen laag liggen en de doorsnee welvaart 70% ten opzichte van Tsjechië en Slowakije was.
Op vrijdag 18 jan. jl. vond er een twee uur durende waarschuwingsstaking plaats bij Audi in Györ. In dit Audi filiaal eiste de 13.000 arbeiders voor de bovengenoemde 18% loonsverhoging. Op 24 jan. jl. staakte zij een week lang in de grootste protestactie ooit in het land. Hierdoor konden geen motoren ingebouwd worden in zo'n 7000 voortuigen. Dit betrof het Audi filiaal in Ingolstadt sterk, want drie dagen achter elkaar moest de Audi-directie de stilstaande arbeiders 40% loon uitbetalen voor de verplichte vrije dagen. En in het filiaal in Bratislava (Slowakije) vielen door de acties in Györ meerdere ploegen uit. Dit alles komt door het JIT-systeem: Het Just-In-Time-systeem waardoor een geringste hindernis in het lange precieze internationale productieketen direct zorgt voor een uitval op het eindpunt. Audi in Ingolstadt faalt het tevens aan “flexibiliteit”, daar Audi in Neckarsulm (producent van de lijnen A6 tot A8) het tot de 30e van januari uit kon zingen d.m.v. een voorraad aan motoren en onderdelen.
Op deze 30 januari jl. werd tevens de staking bij Audi in Györ triomfantelijk beëindigd. Deze stakingsoverwinning van 18% loonsverhoging (= €238 maandelijks erbij) was een waardig resultaat in wat achteraf bleek een bredere campagne tegen de nieuwe “slavenwet" van de Hongaarse president Órban. Hier had de metaalvakbond Vasas (met meer dan 23.000 leden in voornamelijk Duitse bedrijven als Daimler en Schaeffler), in ondersteuning van de Beierse IG Metall, grotendeels aan meegedragen. Sinds afgelopen december is het immers mogelijk de Hongaarse arbeidersklasse jaarlijks 250 tot 400 overuren te laten maken, mét uitstel van overwerkgeld. Hoezeer Órban zich ook als een anti-EU politicus mag presenteren, het is overduidelijk dat hij een handlanger van het Duits grootkapitaal is (zo weigerde hij ook in een eurosceptische fractie in het Europese Parlement op initiatief van Salvini te stappen, en blijft hij dus bij de christendemocratische EVP-fractie, waar voorheen Merkel ook bij zat).
Maar niet alle Oost-Europese arbeiders halen overwinningen op het ,,slagveld v.d. arbeid”. En zeker niet het precariaat dat in het buitenland werkzaam is in bijv. de Duitse scheepsbouw. Op Europa’s grootste kruisvaartscheepsbouw, de Meyerwerf in Papenburg, werken dagelijks Roemenen via schimmige uitzendbureaus voor een uiterst laag loon en hebben geen arbeidsovereenkomst en ziektekostenverzekering. Meyer heeft concurrentie uit Italië en Frankrijk, welk goedkoper orders buiten de EU verwerken, en 80% van de orders van Meyer vallen binnenin het “duurdere” Europa. Op de Meyerwerf heerst er een drie-klassen-systeem. Een interne regeling met een Europees Sociaal Handvest, een laag eronder die bestaat uit afgesloten bedrijfscao’s tussen OR en IG Metall, en dan onderaan de ladder staan de veelal Oost-Europese arbeiders die met omwegen en indirect en uiterst precair op de werf werkzaam zijn.
+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-
En tussendoor even wat ander nieuws uit Nederland:
Op 1 februari werd er een cao-akkoord gesloten voor de metaalsector tussen werkgeversorganisatie FME en o.a. de FNV en CNV. Als dit nieuwe akkoord wordt goedgekeurd, zal deze gelden tot 1 december 2020 en o.a. een veilig pensioen, vaste contracten voor 3000 uitzendkrachten en deeltijd voor 60 plussers bevatten. Daarnaast is er ook overeenkomst voor een loonsverhoging van 3,5% in de eerste maand, €58 bruto bovenop het loon in augustus en tevens €116 bruto in januari 2020. De lagere inkomens in deze sector zouden er het meest van profiteren (zo'n 150.000 werknemers in 1000 bedrijven). Dit was het resultaat van een lange strijd die in juni vorig jaar begon. Op de dag voor het cao-akkoord (31 januari), werd er bij DAF en ASML in Eindhoven nog een 48-uurs staking aangekondigd. DAF had al zijn 20e stakingsdag sinds mei 2019 beleefd.